In de nummers 67 t/m 69 werden de lotgevallen beschreven van een viertal bemanningsleden van een neergeschoten R.A.F.-bommenwerper, welke kans hadden gezien hun neerstortende vliegtuig tijdig te verlaten en per parachute landden; drie ervan op het grondgebied van de gemeente Erp. Zij bleven niet de enigen en kregen navolging op:

*) zaterdag 23-09-1944 toen de Amerikaanse luchtmacht (USAAF) bevoorradingsvluchten voor de 82e US-luchtlandingsdivisie te Overasselt en Groesbeek uitvoerde – verwezen wordt naar de beschrijvingen nrs. 82 t/m 84. Tijdens die operatie raakten meerdere trekkers – C-47 Skytrains – en/of door hen getrokken WACO-zweeftoestellen door Duits afweervuur in problemen. Twee van de Skytrains maakten geslaagde noodlandingen te Uden, een idem tussen Veghel en Uden en een stortte brandend neer tegenover het Goor tussen Leijgraaf en de Knokerdweg onder Uden.  Alle bemanningsleden overleefden en konden op één na veilig bij de eigen grondtroepen in Uden of Veghel aankloppen.

De vier uit het neergeschoten toestel – de C-47 nr. 42-23935 van 316 TCG / 45 TCS, redden zich per parachute. Drie van hen landden op Udens gebied (Wilsfoort – Ruitersweg) dat gecontroleerd werd door geallieerde troepen. Dat lukte Sgt. L. Miller, radiotelegrafist, echter niet;   hij landde op de Kraanmeer onder Erp, bijna te midden tussen de Duitsers, die vanaf Volkel – Knipperdul – Duifhuis – Mariaheide het gebied toen nog enigszins beheersten. Hij werd krijgsgevangen gemaakt en waarschijnlijk afgevoerd naar Gemert om de rest van de oorlog uit te zitten in een Duits krijgsgevangenkamp.

*) dinsdag 21 november 1944, Amerikaanse piloot van een B-17-bommenwerper Vliegend Fort

In juli 2011 werd een Nederlandse onderzoeker naar de luchtoorlog boven Nederland benaderd door een, inmiddels op hoge leeftijd zijnde, Amerikaanse ex-piloot van een zware bommenwerper. Terugkerende van een bombardementsaanval op Osnabrück geraakte zijn B-17 Vliegend Fort door opgelopen luchtafweerschade in zo’n grote problemen, dat hij als captain aan zijn negen medebemanningsleden opdracht gaf het toestel per parachute te verlaten; het zou boven ons deel van Brabant zijn geweest.  Na de automatische piloot te hebben ingeschakeld sprong hij ook zelf uit het vliegtuig en kwam veilig aan de grond. Het toestel zou uiteindelijk zijn neergekomen te Udenhout.

Direct na zijn parachutelanding in een omgeploegd veld, omgeven door heggen,  verschenen er door een heg een jongen en een meisje.  Hij weet ze zich nog te herinneren als een soort “Hansje en Grietje”, zes tot acht jaar oud en het meisje had vlechtjes. Kort daarop vervoegden ook de ouders van de kinderen zich bij hem.  Zij spraken geen Engels en hij kon geen gesprek met hen voeren.  Hij liet hen zijn vlieglandkaart zien en de vader wees hem daarop de plaats aan, waar hij geland was. En dat was ERP.  De oude piloot kon dat beeld na zoveel jaren nog steeds helder terug halen. En nu was hij op zijn oude dag nog op zoek gegaan naar die kinderen; of zij het voorval nog herinnerden en hoe het verder met hen was gegaan. 

Het betrof  1e Luitenant Jack HITT, piloot van de B-17  Flying Fortress, de “Sweet 17 Gee”, van  337BombSquadron/ 96BombGroup van de USAAF.

Helaas hebben opsporingspogingen in Erp geen resultaat opgeleverd.  Op een oproep in de Erpse Krant van

18 aug. 2011 werd niet gereageerd. De vlieger had de herinnering van het voorval, de landing en de ontmoeting met de kinderen en hun ouders meegenomen naar zijn land en steeds bewaard.  Dat die oude vlieger nog immer zo stellig was en bleef in de plaatsaanduiding Erp gaf geen twijfel omtrent de juistheid ervan.

Na zijn landing werd hij al snel opgepikt door geallieerde militairen en overgebracht naar een vliegveld in de omgeving (mogelijk Volkel of Eindhoven en wellicht door toentertijd in Erp gelegerde R.A.F.-militairen).

Hij kon niet meer vanuit Nederland op de hoogte worden gesteld van de bevindingen aldaar. Op vrijdag 12 aug. 2011 overleed hij te Tulsa (USA) op 93-jarige leeftijd.

Tijdens het onderzoek naar de lotgevallen van Jack Hitt kwam ook aan het licht, dat twee leden van zijn crew de parachutesprong niet hadden overleefd; zij moeten in Erp of directe omgeving ervan zijn neergekomen en daarbij gedood. Uit archiefstukken (in de vorm van o.a. Report of Burial) van een Amerikaanse graveneenheid blijkt, dat de twee zijn geborgen door Britse militairen van de te Erp gelegerde 83 G.C.C.. Ze werden overgebracht naar de ziekenboeg van deze eenheid in de vroegere Mariaschool aan de Kerkstraat en van daaruit  overgebracht naar de Amerikaanse militaire begraafplaats Margraten.  Zij werden er op 23 nov. 1944 begraven.

Het waren:

S/Sgt. Joseph E. BRADSHAW,  Margraten graf G-7-155.  Op 23 juni 1948 opgegraven en overgebracht naar Begraafplaats Laurel Hill-Mission te Hidalgo County, Texas

S/Sgt. Lowell E. WAMICK, Margraten graf G-7-156.  Op 23 juni 1948 opgegraven en overgebracht naar

Arlington National Cemetery, Fort Myer, Virginia; aldaar op 23 sept. 1948 herbegraven.

 Joseph E Bradshaw

       Jack HITT op  een naoorlogstijdstip                            Het graf van Joseph E. Bradshaw

          vóór een B-17 – bommenwerper                                     te Hidalgo County, USA

*) maandag 1 januari 1945, ditmaal van een Duitse piloot van een jachtvliegtuig.

Aan het slot van nummer 90 is uitvoerig verhaald over de op die dag door een groot aantal Luftwaffe-eenheden uitgevoerde aanvallen op geallieerde vliegvelden; de operatie Bodenplatte. 

Tot de groep waarvan de daar beschreven Lt. Grabmair deel uitmaakte – JG 6 met als doel Volkel – behoorde ook de Uffz. R. Schlossborn van de IIIe Gruppe, 9e Staffel, opgestegen van het vliegveld Bissel bij Oldenburg; hij vloog de Messerschmitt  Bf 109 G-10, Werkenr. 490704, Weisse 14.

Er bestaat geen zekerheid of hij Volkel, dan wel Eindhoven (wegens de misnavigatie) trachtte aan te vallen. Waarschijnlijk Volkel, want hij kwam op lage hoogte aanvliegen vanuit de richting Erp-Boekel – achterna gezeten door een geallieerde jager, een Tempest V, gevlogen door P/O. M.J.A. Rose, 3e squadron R.A.F gelegerd op Volkel – en mogelijk werd hij boven dat gebied al onderschept.

Komende uit de richting Boekel-Erp en boven de polder Leek tussen Boerdonk en Gemert vliegende besefte Schlossborn zeer waarschijnlijk al, dat hij geen ontsnappingskansen had, want hij trok plotseling zijn toestel op tot ca. 500 meter, gooide het nagenoeg op zijn rug, liet zich zo ongeveer uit de cockpit vallen en landde per parachute in een weiland in Leek, grondgebied van de gemeente Erp.  Zijn toestel sloeg te pletter in een weiland van de Boerdonkse landbouwer A. v.d. Bosch,  halverwege tussen het Gemertse Donkse Broek en het Donkse Bemmer. Binnen enkele dagen was het wrak finaal gesloopt; vele mensen meenden er wel iets van te kunnen gebruiken.

Schlossborn verborg zich eerst in het struikgewas / in een bosje. Maar een klein groepje Britse militairen, gelegerd op de boerderij van Ties van Asseldonk aan de Coxdijk D.100, ging meteen naar hem op zoek; te voet spoedden zij zich naar de omgeving van de crashplaats. Hem te vinden bleek geen probleem; hij bevond zich nog op de landingsplek. De Duitser – jonge vent, groot en slank – gedroeg zich enigszins arrogant. Hij wilde, zich nog bij de struiken bevindende,  geen afstand doen van zijn revolver en deze op de grond gooien, zoals door de Britten bevolen.  Enkele schoten boven hem het struikgewas in, deed hem inzien, dat hij weinig mogelijkheden had om zich te verzetten. Gedwee liep hij daarna met de Britten via veldpaden tussen de akkers en weilanden mee naar de boerderij van Van Asseldonk.  Zoon Harrie (1932) herinnert zich nog het tafereel; bij aankomst op de boerderij wilde de Duitse vlieger nog snoepjes geven aan de kinderen, doch dat werd verhinderd.  Na korte tijd werd hij al afgevoerd naar een centrale opvangpost voor krijgsgevangenen.

Hiermede is een einde gekomen aan de beschrijvingen van de Luchtoorlog.
Soortgelijk bericht

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *