Op 15 maart 2001 publiceerde de Erpse Krant onder nummer 89 het laatste nummer in de – reeds vanaf 17 mei 1990 lopende – serie Erp gedurende WO II. – een terugblik ter herinnering.

Het deelonderwerp betrof De luchtoorlog nr. XXV – Op grondgebied van Erp neergestorte vliegtuigen nr. 20. 

In die beschrijving werd echter ook aangekondigd, dat in volgende bijdragen nog aandacht zou worden besteed aan het – tot dusverre onbeschreven gebleven – neerstorten van een Britse R.A.F.-jager en van twee Duitse Luftwaffe-toestellen; de Brit tijdens de bevrijdingsperiode en de twee Duitsers toen Erp e.o. al een drietal maanden was bevrijd.

Door omstandigheden en onvoorzien kwam er plots een einde aan de publicaties en bleven die drie crashes steken in enkel een aankondiging.  Doch ook een aantal andere onderwerpen met een nadrukkelijke betekenis voor de Erpse samenleving in die oorlogstijd en waarvan een beschrijving was voorgenomen, kwamen niet meer aan bod.

Hoewel niet meer gepubliceerd in de Erpse Krant zal de serie nu, vanaf dit nummer en doorlopend, worden voortgezet en tenslotte afgerond.  Het zal geschieden in de nummers 90 t/m ….. met als eerste

Vrijdag 22 september 1944 Hawker Typhoon Ib, MN241, EL- , 181 Squadron R.A.F. op ’t Ham te Erp.

*) De Britse luchtmacht R.A.F. kende een zeer sterke afzonderlijke eenheid, speciaal bestemd voor de ondersteuning van het veldleger, Tactical Air Force (T.A.F.) genaamd. Vanaf de landingen in Normandië in juni 1944 trokken enkele onderdelen ervan op met het Britse leger in de bevrijding van West-Europa – namelijk het 2nd. T.A.F. (1st. en 3rd. T.A.F. waren elders ingezet). Zij volgden de frontlijnen op korte afstanden en waren gelegerd op bevrijde vliegvelden of op haastig aangelegde tijdelijke velden, airstrips genaamd. Op z.g. ‘gewapende verkenningen’ tot diep in Duitsland en het niet-bevrijde deel van ons land vielen zij constant het Duitse transport (wegen, bruggen, spoorwegen, schepen, militaire voertuigen  ed.) aan; maar zij werden ook door de landmacht opgeroepen voor ‘luchtsteun’ in de frontlijn en waarbij tanks, artillerieopstellingen, versterkingen van het Duitse leger de doelen waren. Zij gebruikten daarbij een tweetal door de Duitse vijand gevreesde eenpersoonsjagers; de Hawker Typhoon en de Hawker Tempest.

*) Op vrijdag 22 september 1944 lanceerde het Duitse leger vanuit Gemert en via Erp een zware aanval op Veghel; doel ervan was de verovering van de bruggen over de Zuid-Willemsvaart en de Aa in Veghel om daarmede de “Corridor”, de aanvoerweg voor Britse troepen naar Nijmegen-Arnhem te doorbreken/de algemene bevoorrading te blokkeren. Het was de Kampfgruppe Walther welke de aanval op Veghel via Erp uitvoerde.

’t Ham en Havelte tussen Veghel en Erp vormden een echt gevechtsgebied en ook Erp lag twee dagen in de frontlinie – in enkele afzonderlijke beschrijvingen zal hieraan nog aandacht worden besteed. 

Het stond voor de Duitsers vast – uit ervaring ermee bekend -, dat die vrijdagnamiddag en -avond de toestellen van 2nd TAF – die verdammte Tiefflieger – boven hen zouden verschijnen en hen zouden aanvallen met raketten en hun boordmitrailleurs/ kanonnen. En zo geschiedde.

*) Op het vliegveld Melsbroek bij Brussel lagen  de vier met Typhoons Ib uitgeruste squadrons van de 124 Wing R.A.F.; ruim zeventig toestellen. Zij hadden opdracht gekregen om zich op vrijdagnamiddag 22 september te verplaatsen naar hun nieuwe onderkomen, het inmiddels deels herstelde vliegveld Eindhoven; dit evenwel via een omweg boven Boekel, Erp en Veghel. De overplaatsingsvluchten kregen namelijk wel een bijzondere opdracht mee;  het aanvallen van Duitse tanks, gecamoufleerde objecten in de bossen tussen Koksebrug en Erp, de weg Boekel-Erp, Duits militair verkeer in de straten van Erp en het zuiden van Veghel (dat allemaal aangeduid met kaartcoördinaten) om daarna te landen op Eindhoven.

Twee toestellen (Typhoons Ib) met hun piloten van het 181 Squadron R.A.F. gingen hierbij verloren en wel:

Flying Officer  T.I . Pervin, R.C.A.F.  Boven Erp-Veghel getroffen door Duits luchtafweergeschut en neergestort  te Tongelre-Eindhoven bij de Urkhovenseweg en de Zeggenweg en hierbij omgekomen. Zijn stoffelijk overschot in de avond van 24-9-1944 geborgen en

Pilot Officer  Derick Roy O’reilly   SHEARBURN,  22 jaar,   R.A.F.(V.R.) , uit Crowborough, Sussex, Engeland.

Hij verscheen met vijftien collega’s in Hawker Typhoons Ib boven het doelgebied Veghel-Erp. Kreeg luchtafweertreffers (z.g. Flak), zeer waarschijnlijk van afweergeschut, opgesteld achter een boerderij langs de Veghelsedijk onder Erp. Nagenoeg meteen neergestort te Erp nabij de buurtschap ’t Ham, ong. 150 mtr. links van de weg Veghelsedijk – ’t Ham.  Het toestel was in de grond geslagen en lag half in een sloot. Door buurtbewoners (o.a. Jan Vissers en dochter Mia) geconstateerd, dat de omgekomen vlieger nog in het wrak zat. In de nabijheid van het wrak werd nog een laars of hoge schoen aangetroffen met een beenrest erin.

Na enkele dagen door geallieerde militairen geborgen uit de sterk verwoeste cockpit van zijn toestel en door hen begraven in een veldgraf nabij het wrak, gemerkt met een houten kruisje, gemaakt van enkele plankjes.

Niemand van de bewoners van de buurtschap had iets van de crash bemerkt; zij vertoefden in hun schuilkelders of waren al gevlucht naar Erp.

Op 30 oktober 1944 tijdens een zoektocht naar wrak en/of graf  vanaf vliegveld Eindhoven met Auster op lage hoogte vliegend gevonden door zijn squadroncommandant  Squadron Leader A.E.S. Vincent, waarvan melding in het oorlogsdagboek van 181 Sqdn. en een verslag in zijn boek We flew the rocket firing Typhoon (1998). Begin november 1944 opgegraven en overgebracht naar de Algemene begraafplaats te Woensel – graf KK.207.

                                                     Typhoons Ib van het 181 Squadron R.A.F.

                                                          Embleem van 181 Squadron R.A.F.

Dan volgt het eerste Duitse Luftwaffe-vliegtuig, dat gedurende W.O. II  op Erps’ grondgebied neerstort, en wel op

maandag 25 december 1944 1e Kerstdag een Messerschmidtt  Me 262,  eenpersoons straaljager op Melvert te Erp.  Het is de Me 262 type A-2a, met Werkenr. 170126,  9K+MM, van II.(4.)/KG(J) 51

(= II.Gruppe, 4e Staffel van Kampfgeschwader(Jagd) 51). 

De tweemotorige Messerschmitt Me 262 was het eerste Duitse jachtvliegtuig aangedreven door straalmotoren; het toestel werd door de Luftwaffe in beperkte mate ingezet tijdens de Tweede Wereldoorlog – vanaf april 1944 was het operationeel. De ‘Düsenjäger’ bereikten een veel hogere snelheid dan de geallieerde jagers; tegen de 900 km per uur, zo’n 150 sneller dan de in die tijd snelste geallieerde  jager.

Piloot was Oberleutnant Hans-Georg Lamle, geboren op 10-04-1914 te Wetter (Ruhr), Noordrijn-Westfalen.

Het is niet helemaal duidelijk, welke opdracht hem boven oostelijk Noord-Brabant bracht. Het toestel  was opgestegen van het vliegveld te Hesepe bij Bramsche in de Duitse deelstaat Nedersaksen. Duitse bronnen (o.a. Start im Morgengrauen – Eine Chronic vom Untergang der deutschen Jagdwaffe im Westen 1944/1945) zeggen, dat hij rond 12.30 uur terugkeerde van een patrouillevlucht boven België, o.a. Luik. Zich voorbereidend op de landing te  Hesepe zou hij boven Brabant zijn snelheid al aan het minderen zijn geweest, toen hij werd opgemerkt door  twee Spitfires van 411 Squadron  R.C.A.F., gelegerd op het vliegveld Heesch.  Deze twee keerden terug van een missie boven het Ardennen-gebied en vlogen in het circuit van het vliegveld in afwachting van een landingstoestemming. Flight Lieutenant J.J. Boyle bevond zich opeens in de slipstream van  het Duitse toestel, aarzelde geen moment  en viel de kennelijk totaal verraste Lamle aan. Het eerste salvo uit Boyle’s boordkanonnen zetten al een motor van de Me 262 in brand; deze verloor onmiddellijk nog meer vermogen, snelheid en hoogte, werd nog weer getroffen, raakte enkele hoge boomtoppen en sloeg in vele stukken uiteen in weilanden/akkers op Melvert-Achterbolst.  Over een grote oppervlakte werden vliegtuigresten aangetroffen.

Piloot Lamle had geen kans gezien zijn toestel per parachute te verlaten en vond de dood tussen de brokstukken van zijn ‘Düsenjager’.  Hij was uit zijn toestel geslingerd.

Lamle werd geïdentificeerd begraven op het r.-k. kerkhof te Erp, alwaar ook al in september 1944 tijdens de aanval op Veghel gesneuvelde landgenoten een tijdelijk graf hadden gekregen. Hij werd op 21 juli 1948 door de Dienst Identificatie en Berging (D.I.B.) van het Nederlandse leger opgegraven en overgebracht naar de Duitse militaire begraafplaats te Ysselsteyn; daar rust hij in graf L-6-138.

De in Erp gelegerde Britten van 83 Group Control Centre toonden grote belangstelling voor de wrakstukken van de straaljager, welke terdege werden onderzocht.  Ook de Erpse bevolking schaarde zich in grote getale rond de restanten van de ‘propellerloze’ Duitse jager.

                                                    Messerschmitt Me 262

            Het graf te Ysselsteyn

                De wrakstukken van het toestel op de weilanden en akkers van Melvert – Achterbolst, Erp.

maandag 1 januari 1945 – Nieuwjaarsdag – een eenmotorige Duitse jager in het Hool te Keldonk.

Focke Wulf  Fw 190 Mk. A-8, Werkenr. 175049,  Weisse 7, van II.(5.)/JG 6 (= II.Gruppe, 5e Staffel van Jagdgeschwader 6).

Op maandag 1 januari 1945 in de voormiddag voerde de Duitse Luftwaffe een groots opgezette aanval op geallieerde vliegvelden, gelegen in bevrijd Zuid-Nederland, België, Luxemburg en Noord-Frankrijk uit; de naam ervan luidde: Unternehmen  Bodenplatte.  De doelen waren – mede in het kader van het Duitse Ardennenoffensief (Bastogne) –  de vernietiging van de vele op de vliegvelden geparkeerde gevechts-vliegtuigen, de hangaars en start- en landingsbanen.

In onze provincie waren de basis  Eindhoven, Gilze-Rijen, Heesch, Volkel en Woensdrecht de doelwitten; Eindhoven liep inderdaad zware schade op, Gilze-Rijen en Volkel maar lichte en de aanvallen op Heesch en Woensdrecht mislukten totaal. Door misnavigaties b.v. ging er veel mis bij het aanvliegen van de doelen.

De hele operatie resulteerde bij de Luftwaffe in zo grote verliezen in mensen en materiaal, dat de rol van de Duitse luchtmacht in de resterende oorlogsmaanden nagenoeg uitgespeeld was en de ondergang ervan inluidde.

1035 Duitse Luftwaffe-toestellen waren bij de actie betrokken; bijna driehonderd ervan gingen verloren, waarbij 143 (ervaren)  vliegers sneuvelden en zeventig krijgsgevangen werden genomen.

De geallieerden verloren op de grond een kleine driehonderd vliegtuigen, terwijl er nog 180 werden beschadigd.

Het vliegveld Eindhoven werd aangevallen door Jachtgeschwader (JG) 3, Heesch door JG 53 en  Volkel door JG 6. 

In vele buurgemeenten stortten Duitse toestellen, slachtoffers van geallieerd luchtafweergeschut of van tegenstanders in de lucht, neer.  Van de aanvallers van vliegveld Volkel kwamen er tussen de start en de terugkeer op Quackenbrück in totaal zeventien om het leven en raakten er zeven in krijgsgevangenschap: in onze omgeving stortte hiervan een neer te Veghel (Uffz. K. Betz), en een te Keldonk.  Deze laatste was:

Leutnant Karl GRABMAIR, geboren op 26-12-1923 te Scheuerhof, Kreis Pfaffenhofen, Beieren.  Hij was met zijn groep opgestegen vanaf het vliegveld bij Quackenbrück, Nedersaksen om via het IJsselmeer – Spakenburg, over de Betuwe en ’s-Hertogenbosch richting Volkel te vliegen, zijn IIe Gruppe voorop; met de Ie en IIIe Gruppe tezamen zo’n zeventig vliegtuigen op ca. 150 meter hoogte. Zij misten echter bij Spakenburg het keerpunt voor de aanval op Volkel, raakten verspreid, verloren de onderlinge contacten en kwamen deels boven Eindhoven, Heesch en Volkel. Het plan was om Volkel in drie lagen aan te vallen.  De aanvalsvlucht mislukte geheel en slechts enkele toestellen wisten het doel te bereiken. Boven Volkel aangekomen stootten zij op een solide verdediging en werden direct aangevallen; behalve afweervuur ontmoetten zij ook enkele geallieerde jagers.

Grabmair geraakte in een luchtgevecht met Flight Lieutenant D.C. Gordon (D.F.C.) van 442 Squadron R.C.A.F., gelegerd op vliegveld Heesch en moest het onderspit delven; de Spitfire van Gordon was hem de baas. De Focke Wulf met Grabmair nog aan boord stortte rond 10 uur neer nabij de boerderij van H. Kanters op ’t Hool te Keldonk; de vlieger kwam hierbij om het leven en werd in de nabijheid van het vliegtuigwrak begraven in een veldgraf. Op 21-07-1948 werd hij door de Dienst Identificatie en Berging (D.I.B.) van het Nederlandse leger opgegraven en overgebracht naar de Duitse militaire begraafplaats te Ysselsteyn – graf L-6-139.

Korte tijd na het neerstorten van Lt. Karl Grabmair                  Grabmair’s graf te Ysselsteyn

vond een landbouwer diens polshorloge; dit werd in

1999 door hem ter beschikking gesteld aan de

Heemkundevereniging Erthepe te Erp.

De wijzerstand geeft welhaast zeker het tijdstip van

neerstorten aan.                                                                                                               

Soortgelijk bericht

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *