Reeds in de namiddag van zaterdag 11 mei keerden enkele geëvacueerden uit Boekel en Venhorst naar hun woonplaats terug. De Duitsers waren amper in Erp en Keldonk of de gevluchten begaven zich alweer naar huis, hoewel de weg naar Boekel nog vol Duits verkeer zat. Het overgrote deel volgde echter op zondag – 1e. Pinksterdag – 12 mei, een paar achterblijvers hield het nog uit tot de 2e. Pinksterdag.
Hoe het met de Erpse militairen verging hebben we uitgebreid in voorgaande bijdragen kunnen lezen. Twee van hen bleven op het slagveld achter: Henri v.d. Akker te Dordrecht en Jan v. Lankveld op de Grebbeberg. Met uitzondering van een klein groepje waren de overigen ten tijde van de capitulatie over een groot deel van Nederland verspreid. Een enkeling was – stiekem – al na een weekje op het thuishonk teruggekeerd, de rest volgde – officieel nu – einde mei/begin juni; ook de vier, die een lange omweg over Frankrijk en Duitsland maakten. Alleen Harrie Verbruggen van de Bolst deed er wat langer over; hij keerde, na een verblijf van viereneenhalf jaar in Engeland, pas met het bevrijdingsleger terug in september 1944.
De schoolgebouwen hadden geen oorlogsschade opgelopen, de leerkrachten waren direct weer beschikbaar en daarom kon het onderwijs in Erp en de beide kerkdorpen direct na de gebruikelijke Pinkstervakantie zonder storingen worden hervat. In Boerdonk werd voor de hoogste klassen meteen één bordvlak gereserveerd voor een begin van les in de Duitse taal. In een prachtig bordschrift werd van een aantal van de meest in het dagelijks gebruik voorkomende Nederlandse woorden de Duitse vertaling gegeven. (het Nederlands in rood, het = teken in wit en het Duits in blauw met onderwerpen als tafel, stoel, huis, brood enz.)
Een bijzondere evacué was Emerituspastoor Nicolaas v.d. Hagen te Boerdonk. Van 1923 tot 1937 leidde hij daar de parochie en nadien had hij zich gevestigd te Grave. In verband met de evacuatie van Grave vluchtte hij op de 10e. mei naar zijn vroegere parochie. Hij verbleef daar drie weken in de pastorie bij zijn opvolger, pastoor A. Smits, ging weer terug naar Grave, doch vond aldaar geen rust meer. Op 29 juni 1940 keerde hij definitief terug naar Boerdonk; hij nam zijn intrek in huize “Maria”, gelegen naast de winkel/woonhuis van Jan van Berlo.
Al meteen na de capitulatie kwamen de eerste verordeningen en voorschriften van het Duitse militair gezag af.
Daags na de capitulatie werd in geheel Nederland al de Duitse tijd ingevoerd. Alle klokken, uurwerken enz. werden 1 uur en 40 minuten vooruit gezet.
Verboden werd ook al direct (en ergens wel begrijpelijk) het bezit van wapens en munitie, het verborgen houden van/hulp aan Nederlandse dan wel buitenlandse militairen, het houden van burger- en/of militaire postduiven (hierover later meer).
Voor een korte tijd werd het burger auto- en motorvoertuigenverkeer verboden; dit geschiedde i.v.m. de brandstofschaarste.
Ook het maken van foto’s was niet meer toegestaan; de eerder door de Nederlandse autoriteiten verwijderde wegwijzers en plaatsnamenborden moesten weer onmiddellijk worden teruggeplaatst en de goede richtingen aangegeven.
Een soort Duits papiergeld werd wettig betaalmiddel; iedereen had dit te accepteren.
Tegen prijsopdrijving zou worden opgetreden. De prijzen van 9 mei 1940 moesten worden aangehouden. Hamsteren was uiteraard ook verboden. De openingstijden van de winkels werden gesteld van 9 tot 12 uur en van 14 tot 18 uur. Cafés dienden om 23 uur gesloten te zijn.
En dan die verduisteringsvoorschriften.(overigens een voortzetting van een maatregel van de Nederlandse militaire autoriteiten, genomen in de oorlogsdagen). Na zonsondergang mocht geen licht meer doorschijnen vanuit woningen enz. Het was een hele toer om alles voldoende af te dichten. Er brandde geen straatverlichting meer. Zelfs de lampen op de fietsen dienden te zijn afgeschermd. Precies was in de voorschriften aangegeven hoe groot de lichtdoorlaat mocht zijn. Er kwamen voor de fietslampen opzetkapjes (metalen maar ook eenvoudige zwarte kapjes van stof met een lichtgleufje van ong. 5 x 0,4 cm). De maatregel gold als bescherming tegen luchtaanvallen en oriëntatiemogelijkheid van geallieerde vliegtuigen. De politie kreeg opdracht streng te controleren, hetgeen ook nogal eens geschiedde. Een ernstige waarschuwing en bij herhaling een proces-verbaal was dan het lot van de overtreder.
Niet van alle verordeningen had men direct last, zeker niet op het platteland.
Zij werden bekend gemaakt in de kranten en via mededelingen op de publicatieborden bij het gemeentehuis en de kerken.