De Royal Air Force (R.A.F.) was gedurende de Tweede wereldoorlog en is dat nog immer de luchtmacht van Groot-Brittannië. Binnen deze omvangrijke organisatie kende men tijdens de oorlog meerdere z.g. Commands en weer in een andere samenstelling een drietal Tactical Air Forces (T.A.F.). Deze waren in het bijzonder belast met de ondersteuning van het leger, de landmacht; de eenheden van T.A.F. volgden in het algemeen de grondtroepen en de frontlijnen op korte afstand om snel hun ondersteuningen te kunnen uitvoeren. Vanaf de invasie in Normandië in juni 1944 opereerde de 2nd Tactical Air Force (2nd T.A.F.) op deze wijze in West-Europa.
Een organisatielaag onder de Commands functioneerden de Groups en 2nd T.A.F kende vier van dergelijke Groups o.a. de 83ste; deze was per 1 juni 1943 gevormd.
De 83e. Group telde direct na de Market Garden-periode in totaal acht wings met ieder zo’n vier tot vijf squadrons met vliegtuigen; Spitfires, Tempests, Typhoons en Mustangs, en waren toen hoofdzakelijk verspreid gelegerd op de vliegvelden Eindhoven, Volkel en voor kortere tijd op Keent-Grave en De Rips. Tegen het einde van het jaar kwamen daar nog bij de tijdelijke ‘airstrips’ te Heesch-Nistelrode , Helmond, Mill en Schijndel, terwijl De Rips en Keent werden opgegeven.
Het Hoofdkwartier 83 Group met zijn vele onderdelen vestigde zich, komende van Brussel, per 2-10-1944 te Eindhoven; op vele plekken aldaar werden eenheden ondergebracht.
Een van de grotere eenheden van de Group was het Control Centre, dat van hoog (Group captain=kolonel) tot laag (airman=soldaat) tegen de negenhonderd manschappen telde, waaronder een zestigtal officieren. De taak van dit onderdeel was de controle over alle vliegbewegingen in de lucht in een zeer groot gebied van een groot deel van België tot boven nog bezet Nederland en West- en Midden-Duitsland. Zij beschikten daarvoor al over radarapparatuur en uitgebreide andere communicatiemiddelen.
En dit onderdeel, het 83 Group Controle Centre (83 G.C.C.), met zijn uitgebreid park aan wagens, apparatuur enz. streek op 4-10-1944 in Erp neer; het kwam van Moorsel, een dorp in de Belgische provincie Oost-Vlaanderen en deel van de stad Aalst.
De Britten wensten het onderdeel zoveel mogelijk onder te brengen in de kom van Erp. Alle grotere lokaliteiten werden gevorderd, terwijl heel veel inkwartieringen bij burgers – tegen vergoeding – werden geregeld. Scholen, cafés, schuren, magazijnen, het boerenbondsgebouw en dergelijke werden binnen de kortste tijd door militairen in gebruik genomen.
De Maria-meisjesschool werd het hoofdkwartier en de Operationsroom, het parochiehuis de soldatenmess, de Jozefschool werd hospitaal. Een tank stond zo ongeveer permanent vóór de Mariaschool als bewaking van het intussen toch wel belangrijk geworden complex.
Officieren werden ondergebracht bij o.a. (welhaast vanzelfsprekend) de familie Otten, (vijf man, daaronder de commandant van 83 G.C.C. Group Captain H.A.Fenton), op de pastorie drie kolonels, een majoor en drie kapiteins, twee oppassers hiervan in het washuis (verschil moest er wel zijn), de gemeentelijke ambtswoning van de in een concentratiekamp verblijvende burgemeester Verheijen (enkele van zijn daar nog wonende kinderen moesten het pand verlaten) en vele andere particulieren. De minderen in rang en de gewone soldaten kregen ook huisvesting bij burgers en buitenlui; zolders, leegstaande kamers enz. dienden voor de huisvesting ervan.
De tijdens de Duitse aanval op Veghel enkele weken daarvoor beschadigde huizen moesten eerst nog worden gerepareerd, alvorens huisvesting aan militairen te kunnen bieden. Vooral de opgelopen glasschade was hiervan onderdeel, maar eveneens de elektrische stroomvoorziening en de verwarming. De Britten grepen daarbij in; zij haalden vensterglas uit België en steenkolen uit Zuid-Limburg. Voor de verwarming gebruikten veel militairen petroleumkachels en daarvan konden de bewoners ook mee profiteren. Wat de haperende elektriciteitsvoorziening betrof: ook in dit geval namen de Britten maatregelen – overigens hoofdzakelijk voor eigen profijt. De kom van het dorp werd van het PNEM-net afgekoppeld en aangesloten op de zware RAF-aggregaten; deze nieuwe ‘centrake’ functioneerde de gehele strenge winter 1944-1945.
Enkele terreinen bij huizen / boerderijen werden gebruikt als parkeerterrein voor de militaire voertuigen; ook hier stond een vergoeding tegenover
Het overgrote deel van de radar- en verdere communicatieapparatuur, meestal ondergebracht in wagens, stond rechts aan het begin van de weg naar Boekel; daar was ook een klein ‘vliegveldje’ ingericht – kleine, lichte vliegtuigjes konden er landen. Maar ook op het Oudveld in een weiland was een aantal gesloten vrachtwagens opgesteld; her en der waren eveneens masten voor de communicatieapparatuur verrezen. Daar hadden de militairen voor een groot deel hun taak, hun dagelijkse bezigheden.
Ook het open terrein aan de Wilhelminastraat, waar thans het voetbalveld ligt, werd gebruikt voor opstelling van voertuigen.
De gevechtsleiding van de
jagers van de diverse vliegvelden vond plaats vanuit Erp; de jagers van Volkel bv.
werden indien nodig naar hun doel geleid
door de Mobile Radar Control Post te Erp; deze was in containers op
vrachtwagens ondergebracht in en rondom het dorp.
De verhouding met de Erpse bevolking was uitstekend; er ontstonden vele persoonlijke contacten, welke soms tot vele jaren na de oorlog bleven voortbestaan.
In de tweede week van oktober 1944 bracht de Britse koning George VI een uitgebreid bezoek aan Britse legereenheden in België en Nederland. Zo ook aan het hoofdkwartier van de 83e Group 2nd TAF te Eindhoven en aan het 83e G.C.C. in Erp.
Het inspectiebezoek te Erp
vond onder grote belangstelling, ook van de zijde van de Erpse bevolking,
plaats in de namiddag van woensdag 11 oktober 1944 Hij was vergezeld van o.a.
Veldmaarschalk Montgomery en enkele hoge leger- en luchtmachtofficieren. De koning was – wegens slecht weer
een dag vertraagd – die dag in de voormiddag aangekomen op de vliegbasis
Eindhoven; behalve Erp bezocht hij in de volgende dagen ook nog Britse
legereenheden en hoofdkwartieren in Langenboom, Mill, Neerbosch, Wychen, Grave
en in België.
In de namiddag van 11 oktober 1944 bracht de Britse
koning George VI een inspectiebezoek aan het 83e. Group Control Centre RAF van
de 2nd Tactical Air Force, gelegerd in Erp. Op de foto links de koning en
rechts de RAF-officier Group Captain H.A. (Jimmy) Fenton. Foto genomen in de
Kerkstraat met rechts op de achtergrond de gevel van de Mariaschool.
Hem werd daar in de namiddag de werking
van de radar- en gevechtsleiding gedemonstreerd. De bevolking van het dorp Erp
liep uit om een glimp van de Engelse Koning op te vangen. Een foto van de
Koning te Erp verscheen in de Times van 17 oktober 1944.
Begin december 1944 werd door de Britten voor de Erpse kinderen een grandioos Sint Nicolaas-feest georganiseerd. Per jeep werd de Sint en zijn zeer zwarte Piet naar het parochiehuis gebracht. Alle kinderen werden getrakteerd op chocolademelk en gebak, bereid door de RAF-koks; elke RAF-militair had hiervoor rantsoenen afgestaan. Ieder kind kreeg ook nog een klein cadeautje, bekostigd door de militairen.
Eenzelfde actie vond ook plaats te Boerdonk en te Keldonk, alwaar de daar gelegerde landmachtmilitairen er voor zorgden.
Om de conditie van de
militairen op peil te houden werden veel voetbalwedstrijden georganiseerd;
teams van verschillende (onder)afdelingen van G.C.C. tegen elkaar, want een
plaatselijke tegenstander ontbrak. De
Erpse jeugd had hiervoor veel belangstelling.
Wellicht zij toen ouderen en jongeren in Erp geïnspireerd om in de week
vóór Kerstmis 1944 over te gaan tot de oprichting van een voetbalclub, het
huidige r.k.v.v. ERP.
Ondertussen was de frontlijn opgeschoven tot ver in Duitsland. Dat gaf het RAF-opperbevel aanleiding om het G.C.C. over te plaatsen naar een nieuwe behuizing korter bij die frontlijn. Op 9-4-1945 werd verhuisd naar het plaatsje Engter bij Osnabrück en vanaf 12-4-1945 was men aldaar weer operationeel.
Het werd ook een afscheid van veel wederzijdse, goede vrienden.
Op diverse plaatsen in de gemeente worden Britse militairen ingekwartierd. De vergoeding bedroeg fl. 1,25 per dag voor officieren en fl. 0,65 per dag voor de overige soldaten.
Oproep van gemeentezijde om aangifte te dien van inkwartiering van Britse militairen