Vanwege het agressieve optreden van Japan in Zuidoost- Azië werd Nederland ook op een tweede front betrokken bij de Tweede Wereldoorlog; na met Duitsland in mei 1940 raakte het Koninkrijk Nederland ook in oorlog met het Japanse keizerrijk.  Onze grondstofrijke kolonie Nederlands-Oost-Indië – het huidige Indonesië –  was een van de belangrijkste doelwitten van het grondstofarme Japan tijdens de expansieoorlog in de Pacific en de Indische Oceaan.

Vanaf medio 1937 heerste er al onrust in de regio o.a. veroorzaakt door een militair treffen tussen China en Japan.

Maar Japan wilde meer… het was voornemens een grootmacht te worden. In juli 1940 namen politici en militairen in een gezamenlijke zitting een zeer vergaand imperialistisch besluit; “de Groot Aziatische Welvaartsfeer” werd afgekondigd. Hierin werd bepaald dat het Japanse Keizerrijk de economische en politieke macht zou gaan uitoefenen over China, Birma, Thailand, Indochina, Nederlands-Indië, de Filippijnen, Oceanië, Australië en Nieuw Zeeland.

Voorwaar geen kleinigheid en nagenoeg de zekerheid op gewapende conflicten met de genoemde landen vormend.

Wat Nederland betrof:  ook op ons belangrijke Nederlands-Oost-Indië was het Japanse oog gevallen. De Japanners moesten zich echter eerst goed positioneren voor een invasie in onze kolonie en enkele andere landen.

De verdediging van de totale Nederlandse eilandengroep (van Adjeh op Sumatra tot Nieuw-Guinea, boven Australië) bestond uit ca. 30000 man van het Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger (KNIL), en inheemse politiesoldaten van de “Landstorm”  en verspreid gelegerd op de zeer vele grote en kleinere eilanden van de archipel. 

De grote oorlog in de Pacific begon met de Japanse luchtaanval op de Amerikaanse marinebasis in Pearl Harbour (Hawaii-eilanden) op 7 december 1941.  Als onderdeel van de geallieerde overeenkomst en afspraken verklaarde de Nederlandse regering vervolgens op 8 december 1941 de oorlog aan Japan.

Na hun overwinning bij Pearl Harbor besloten de Japanners zich te richten op de Europese koloniën in Azië: zij waren o.a. uit op de olie, die nodig was om de machtige Japanse oorlogsmachine draaiende te kunnen houden.

De Britse koloniën Malakka en Singapore (thans Maleisië) werden vanuit zee aangevallen; op 8 december 1941 landden de Japanners op de oostkust van het schiereiland.

Hierna kwam Nederlands-Oost-Indië aan de beurt; de eerste aanvallen betroffen op 10 januari 1942 het eiland Tarakan, ca 600 km ten oosten van Borneo. Het was een belangrijk centrum van de olieproductie.  Celebes (thans Sulawesi genaamd) werd aangevallen op 11 januari 1942 en het grote eiland Borneo op 18 januari 1942. De eerste aanval aldaar was gericht op het oliewinningsgebied (o.a. Billiton Oliemijn) rond de stad Balikpapan, dat op 26 januari werd veroverd. Zowel op Tarakan als bij Balikpapan had het Nederlandse garnizoen voor de verovering door de Jappen de oliebronnen en bijbehorende installaties voor een groot deel verwoest. Als wraak daarvoor voerden de Japanse troepen een tweetal acties uit op het niveau van een oorlogsmisdaad; bij Tarakan bracht het Keizerlijke leger op gruwelijke wijze 215 krijgsgevangenen en burgers om het leven – zij werden aan boord genomen van Japanse oorlogsschepen en daar vermoord. Hun lijken werden overboord gegooid.  En voor het feit dat de Nederlanders de olie-installaties van Balikpapan in de brand hadden gestoken en bruggen opgeblazen werden in februari 1942 78 Nederlandse krijgsgevangenen vermoord – aan elkaar vast gebonden, de zee in gedreven en een voor een neergeschoten.

Te Balikpapan kwam ook de derde Erpse militair van de Tweede Wereldoorlog om het leven.

GEVALLEN –

maar zijn roeping vervuld …

Joannes Henricus MUSELAARS,

Geboren te Erp, 7-4-1914,

Gesneuveld te Balikpapan, 24-1-1942.

Jan, zoon van Leonardus (“Nariske”) Muselaars (1870–1960) en Henrica Petronella Jozina van Haandel (1877–1970), wonende te Erp, Kerkstraat B.117, vernummerd in B.130, volgde de lagere jongensschool te Erp. Hierna verbleef hij van 28-8-1926 t/m 11-4-1928 op een instituut te Maastricht. Aansluitend hierop volgde hij een bakkersopleiding en was gedurende korte perioden als bakkersknecht werkzaam in Schijndel en Sint-Oedenrode.

Hij vervulde onder nr. 152 Erp/lichting 1934 zijn dienstplicht van 1-2 tot en met 14-7-1934 als soldaat bij de Compagnie Intendancetroepen te Utrecht.

Na zijn militaire diensttijd was hij weer als bakkersknecht werkzaam te Sint-Oedenrode en Oisterwijk.

Per 5-4-1938 trad hij met een vrijwillige verbintenis voor vijf jaren in militaire dienst bij de Koloniale Reserve als kanonnier der 2e. klasse, te dienen zowel in als buiten Europa. Hij kwam op te Nijmegen. Per 18 juni 1938 werd hij geschikt verklaard voor uitzending en ontving daarvoor een premie van 100,– gulden; niet mis in die tijd.

Na ruim drie maanden opleiding vertrok hij op 13-7-1938 met het m.s. “Johan van Oldebarneveldt” naar Nederlands-Oost-Indië.  Na zijn aankomst daar werd hij – vanaf middenaugustus 1938 – gelegerd te Soerabaja op het eiland Java.

Hij had de gewoonte om nagenoeg elke week een brief naar zijn ouders of zijn zus Truus te Erp te schrijven, meestal vergezeld met foto’s; deze post staakte echter toen Nederland in mei 1940 door de Duitsers werd bezet en dergelijke postzendingen Nederland niet meer konden bereiken.

Op onbekende datum werd hij met zijn afdeling overgeplaatst naar Balikpapan op Oost-Borneo en ingedeeld bij de Kampong Baroe-batterij Kust- en Luchtdoelartillerie.  Begin januari 1942 was hij bevorderd tot brigadier (=korporaal).

Bij de inval van het Japanse leger einde januari 1942 was hij betrokken bij de verdediging van de olie-installaties en –opslagplaatsen rond Balikpapan.  Onder druk van de vijand trok hij met een grote groep KNIL’ers terug op versterking Batoe Ampar en vanaf dat moment ontbreekt verder elk spoor van hem. Vlak voor het vertrek daar naartoe werd Jan voor het laatst gezien in gezelschap van een onderluitenant KNIL (omgekomen op 20-2-1942).  Een aantal werd krijgsgevangen genomen, en dat hield een ongewisse toekomst in; anderen schenen als groep de rimboe te zijn ingetrokken, waarvan een groot aantal alsnog slachtoffer werd van ontberingen/uitputtingen of ziekte, aanvallen van inlandse stammen, ongevallen.

Na de oorlog werden diverse opsporingspogingen op touw gezet; door officiële instanties en door de familie; zelfs een via het Internationale Rode Kruis te Zwitserland. Einde van de jaren veertig vorige eeuw kreeg de familie een door vader Nariske ingevulde opsporingskaart terug met enkel een stempel “overleden”.  Geen verklaring waar en onder welke omstandigheden.  De familie bleef vele jaren in onzekerheid, hoewel zij terdege besefte, wat daar ginds ver weg gebeurd zou kunnen zijn.  Terloops opduikende ‘helderzienden’ bleven de hoop op terugkeer, bij de familie eigenlijk tegen beter weten in, levend houden;  zij voelden soms nog ‘tekenen van bewegen, lichte trillingen enz.’ als zij in contact kwamen met spullen van Jan.

Gedateerd 19-2-1951 maakte de Burgerlijke Stand (Europese afdeling) van Djakarta een Acte van overlijden (onder nr. 644/1950 op,  mededelende dat uit het Buitengewoon Register van overlijden voor Europeanen te Djakarta blijkt, dat te Balikpapan op de vier en twintigste Januari negentien honderd twee en veertig is overleden: Muselaars, Joannes, Henricus. Op welke wijze deze instantie over de informatie beschikte bleef onbekend.

Op 7-5-1951 werd dit stuk door het Ministerie van Oorlog doorgezonden naar K. Grüter, toen kapelaan te Erp, met het verzoek om de familie verder te informeren; pas toen kreeg de al die tijd in onzekerheid geleefd hebbende familie de overlijdensbevestiging.

Ver van huis moet Jan zijn omgekomen; de omstandigheden waaronder bleven onopgehelderd, evenals de ligging van een (eventueel) graf.  Hij is als Oorlogsslachtoffer opgenomen in het Slachtofferregister van de Oorlogsgravenstichting te Den Haag, zonder grafaanduiding en onder vermelding dat hij is genoemd in Buiten Erevelden – Gedenkboek 41. De aanduiding ‘Buiten Erevelden’ betekent dat het graf van het desbetreffende slachtoffer vaak niet (meer) aanwijsbaar is en in ieder geval niet op één van de zeven Nederlandse erevelden op Java ligt.  

 Jan Muselaars in KNIL-uniform

            De akte van overlijden afgegeven door de Burgerlijke Stand Djakarta – Indonesië.

Soortgelijk bericht

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *