De bemanningsleden die overleefden 2

Flight Sergeant (Sergeant-majoor) Archibald COWE

De geschiedenis van deze boordwerktuigkundige is uitvoerig beschreven in het boek ”Pyama – house” van Dr. Frans Govers, handelende over de pilotenhulp 1943 –1944 o.a. door de vier broers en zusters Otten te Erp.

Cowe landde rond half twaalf in de nacht van 9 op 10 april 1943 per valscherm in het buurtschap ”Den Hoek” te Erp, kort bij de Aa. Bij zijn landing verzwikte hij zijn enkel. Hij verborg zijn parachute in het struikgewas en begon te lopen, richting Erp de rivier de Aa volgend. Tegen de morgen toen het lichter begon te worden verborg hij zich. Later op de dag vond  Antoon Delisse hem in een sloot achter zijn boerderij op de Achterdijk, gaf hem eten en drinken en een zak om zich mee te bedekken en beschermen. Antoon nam contact op met zijn buurman Hannes Donkers om te overleggen wat in deze situatie te doen. Als derde werd Piet Delisse ingeschakeld en deze op zijn beurt kwam met het probleem terecht bij de twee broers en twee zusters Otten, wonend tegenover de kerk te Erp.  Na overleg en afweging van de risico’s  werd besloten om hem te helpen. Cowe werd uit zijn schuilplaats gehaald en ongeveer een dag na zijn landing had hij weer onderdak; rond halfeen in de nacht van 10 op 11 april was hij bij de Otten’s. Diezelfde nacht werd ook nog de hulp ingeroepen van dokter Henrar, de huisarts in Erp, die even naar de geblesseerde enkel moest kijken.  De vlieger verbleef vijf dagen bij de familie Otten; hier verwisselde hij ook zijn RAF-uniform met burgerkleren. Op 15 april werd hij per fiets door Antoinette en Harrie Otten naar Sevenum gebracht, een volgend station op de lange weg terug naar Engeland.  Via vele posten in België en Frankrijk geraakte hij in de buurt van de Frans-Spaanse grens om uiteindelijk tezamen met een aantal lotgenoten alsnog tegen de lamp te lopen. Duitsers namen hem op 1 juni 1943 in de omgeving van Perpignan krijgsgevangen. Hij zat een korte tijd in de beruchte gevangenis te Fresnes (Fr.) en verdween daarna onder nummer 222810 in krijgsgevangenkamp 4B = Mühlberg a.d. Elbe.

Na de oorlog had de familie Otten nog contact met Cowe; de dankbare Brit bezocht zelfs in 1947 Erp en zijn eerste schuilplaats.

Toch hebben waarschijnlijk ook andere Erpenaren Cowe in zijn schuilplaats opgemerkt. Sjef v.d. Crommenacker weet zich pertinent te herinneren, dat hij op die zaterdagmiddag 10 april toen hij van school naar huis ging (in die tijd werd er ook nog op zaterdag school gedaan) bij toeval op de Brit stootte. Lopende langs een sloot werd zijn aandacht getrokken door een ”Pst” – een zacht gesis. Sjef merkte een vreemdeling in niet gewone kleren op, maar had er ook geen verklaring voor en wist niet wat er mee aan te vangen. Tegen de avond ging hij met een broer terug, maar toen was de schuilplaats in de sloot verlaten.

De parachute van Cowe werd in eerste instantie gevonden door schaapherder Hannes v.d. Elzen – bij oudere Erpenaren nog wel bekend –maar deze wist niet wat het was en liet hem  achter. Daarna vond landbouwer Theodorus v.d. Horst, Hoek D.117  hem in zijn weiland en meldde dat ten gemeentehuize. Veldwachter P.L. Jong haalde het valscherm op;  terwijl hij met het pak zijde onder de arm door de Kerkstraat fietste en het huis van de familie Otten passeerde, zat Cowe met nog enkele mensen in de voorkamer en zag zijn eigen valscherm voorbijkomen..

Cowe werd de eerste die via  Otten op de ”pilotenlijn” werd gezet; een vijftig andere vliegers en een  ontvluchte Franse krijgsgevangene zouden t/m einde augustus 1944 nog volgen. Cowe, nog in uniform en met vliegerslaarzen        

                                                             aan. Links Harrie en Thea en rechts Antoinette Otten (Collectie Otten)

Sergeant H. WAITE.

De landingsplaats van deze staartschutter is niet bekend, maar het moet ergens in het Lijnt onder Keldonk of naaste omgeving zijn geweest. Boeren vonden hem op zaterdagmorgen 10 april, verstopt in een hooiberg van Hannes Kemps. Op de een of andere wijze is dat gemeld aan de gemeentelijke autoriteiten of de politie in Erp. Hij werd al snel gearresteerd en naar het politiebureau van Erp gebracht. Terwijl Waite op de komst van de gewaarschuwde Duitsers zat te wachten slaagde Adriaan Heykants, jong ambtenaar op het gemeentehuis en hoofd van de Luchtbeschermingsdienst, er nog in om achter de naam van de gevangene te  komen. Hij gaf deze nadien door aan het Nederlandse Rode Kruis, opdat deze op zijn beurt het Britse Rode Kruis kon informeren.

De parachute van Waite is, voor zover officieel bekend, nimmer gevonden. Van de arrestatie is in het archief van Erp geen proces-verbaal meer aanwezig; zonder twijfel is dit destijds opgemaakt.

Via de gebruikelijke weg (Amsterdam-Frankfurt ) raakte ook deze vlieger in een Duits krijgsgevangenkamp via Luft III = Sagan, Luft VI = Heydekrug en tenslotte Stalag 357 = Fallingbostel; aldaar verbleef hij tot begin mei 1945 onder nummer 1047. Ook hij kreeg nog een hogere rang n.l. die van Flight-Sergeant (sergeant-majoor).

Sergeant J.W. WARDLAW.

Deze telegrafist/boordschutter was lid van de R.C.A.F. (Royal Canadian Air Force) en kwam bij zijn landing terecht op gebied van de Gemeente Boekel. Op de morgen van zaterdag 10 april werd hij gearresteerd door de Boekelse gemeenteveldwachter P.C. v.d. Leijgraaf . Dat geschiedde tussen zeven uur en half acht op de toenmalige Boekelscheweg, echter op gebied van de gemeente Gemert. Hij was nog in RAF-uniform en de politieagent kon hem niet verstaan. Direct na zijn arrestatie is hij overgebracht naar het politiebureau te Boekel. Aldaar werd hij om ongeveer half tien overgedragen aan twee Duitse militairen, snel overgekomen uit Den Bosch. Waarschijnlijk hebben deze ook Waite te Erp opgehaald.

De arrestatie door de Boekelse politieagent geschiedde nadat deze omstreeks kwart voor zes, terwijl hij surveilleerde op de weg Boekel-Gemert, door een fietser erop werd geattendeerd, dat deze zonet iemand was tegengekomen, die niet geantwoord had op zijn ”Goedemorgen”-wens en verder de indruk maakte een vreemdeling te zijn.

Inderdaad, het viel voor een buitenlander niet mee om aan ongewenste aandacht te ontkomen en ditmaal met vergaande gevolgen.

Van de arrestatie is een uitgebreid rapport d.d. 10-4-1943 opgemaakt en nog in de archieven aanwezig.

Ook Wardlaw had de gang naar een Duits krijgsgevangenkamp te maken; hij volgde hetzelfde traject als zijn collega Waite en ook hij kwam uiteindelijk terecht in Stalag 357 = Fallingbostel; hij verbleef daar onder nummer 1048 (gelet op het nummer van Waite wellicht het bewijs, dat zij samen verder zijn getransporteerd en opgenomen in het kamp).

Ook Wardlaw promoveerde gedurende zijn gevangenschap en werd uiteindelijk Warrant-Officer (Adjudant-onderofficier)

Door een Boekelse boer werden diezelfde morgen in de buurt van Koks nog gevonden een rubberboot en een stuk metaal, afkomstig van een vliegtuig. Deze materialen werden ook aan de Duitsers afgedragen. Niets bekend is er echter over de parachute van Wardlaw.

Vanuit Britse bron is nog het volgende bekend:

De parachute van de gesneuvelde Sgt. Dixon (zie nr. 67) had brandschade opgelopen en was daardoor onbruikbaar; hij sprong nu tezamen met de geredde Sgt. Waite, elkaar vasthoudend/omklemmend. Tengevolge van de schok bij het openen van de parachute van Waite sloeg hij echter los en kwam zonder valscherm naar beneden, hetgeen hij uiteraard niet overleefde. In die tijd is onder Veghel het stoffelijk overschot van een Britse vlieger gevonden. Tezamen met de drie bij het vliegtuigwrak te Teeffelen te Uden begraven.

Soortgelijk bericht

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *