Zaterdag 11 mei 1940 – De “bezetting” van Boerdonk 2
Meerdere mensen zagen zaterdagnamiddag 11 mei de Duitse colonne vanuit Boerdonk optrekken naar de kanaaldijk, de Zuid-Willemsvaart. De motorrijders tussen en achter de tanks/pantserwagens. En wederom staken in enkele tanks de commandant met het hoofd of bovenlichaam uit de koepel.
De – misschien wel niet door de Duitsers vermoede – Nederlandse verdediging aan de overzijde van het kanaal moet de colonne duidelijk hebben zien naderen. Toen de Duitse verkenners zich op zo’n 150 meter van het kanaal bevonden werd het vuur op hen geopend. De voorste was genaderd tot kort bij het huis, dat thans nog rechts van de weg staat, halverwege tussen de kanaaldijk en de Boerdonksedijk en in die tijd bewoond door de fam. van Klaas de Groot. De Duitsers werden beschoten door zwaardere wapens dan alleen lichte mitrailleurs en geweren, wellicht zelfs door antitankgeschut. De Nederlandse troepen beschikten in het te verdedigen gedeelte Donkse brug – veerpont onder Boerdonk over een z.g. lichte p.a.g. (pantser afweer geschut), dat wisselend werd verplaatst naar opstellingen tegenover de brug te Donk en de veerpont te Boerdonk. Was het niet deze p.a.g., dan in ieder geval een zware mitrailleur, die de Duitse verkenner onder schot nam.
Het Nederlandse vuur werd een Duitse pantserwagencommandant noodlottig. Hij kreeg de volle laag; zijn hoofd werd nagenoeg van de romp geschoten en het lichaam sloeg achterwaarts van het voertuig neer op de straatweg. Ook een van de motorrijders werd getroffen, hetzij in mindere mate. Na het stoffelijk overschot te hebben geborgen – zij laadden het in een der pantserwagens – trokken de Duitsers zich schielijk terug. Zij hadden niet één schot gelost, en van een gevecht is dan ook geen sprake geweest. Zij hielden zich nog even op in een steegje, rechts van de Veerstraat ongeveer ter hoogte waar nu de sportvelden beginnen, en reden naar Boerdonk terug.
Enkele Boerdonkenaren beweren heden ten dage nog, dat het afgeschoten hoofd van de ongelukkige Duitser in de slootkant bleef liggen, evenals zijn helm. Deze helm zou nog vele jaren in het bezit van een inwoner van Boerdonk zijn gebleven.
Na een korte stop tegenover het vroegere boerenbondpakhuis voor kennelijk overleg en bestudering van kaarten verlieten de tanks en motorrijders Boerdonk weer via de Coxdijk. Zeer waarschijnlijk zijn zij via de Coxdijk, de Gemertsedijk en Heuvelberg naar Erp gereden. Het zou ruim twee jaren duren, aleer er zich weer geregelde Duitse troepen in Boerdonk lieten zien.
In de namiddag werd in Erp door de Duitsers het lichaam van een gesneuvelde landgenoot aangevoerd met het verzoek dit te begraven. Door tussenkomst van de gemeentelijke autoriteiten geschiedde dat op het r.-k. kerkhof aan de Schoolstraat en Adriaan Heykants verleende hierbij nog assistentie. Het is welhaast zeker, dat het de te Boerdonk gesneuvelde betrof. Uit Duitse legerarchieven blijkt n.l., dat een Gefreiter (=korporaal) van het 7e. Aufklärungsregiment (= verkenningseenheid) op 11 mei te Erp sneuvelde en aldaar ook begraven werd. Deze eenheid was ingedeeld bij de te Veghel, Erp en Gemert oprukkende Duitse 256e. Infanterie Divisie. De man was afkomstig uit Wenen en 21 jaar oud. Zijn stoffelijk overschot is in augustus 1940 in Erp weer opgegraven en naar de Duitse begraafplaats in Woensel bij Eindhoven gebracht. Aldaar werd het weer opgegraven op 30 maart 1949 om gebracht te worden naar de grote Duitse militaire begraafplaats te Ysselsteyn bij Venray. Daar rust hij in graf 3 van vak Z en zijn naam is Josef Kubert.
De Nederlandse troepen trokken zich, zoals overal langs de Zuid-Willemsvaart, in de namiddag terug; die tegenover het pontveer op Mariahout en Lieshout en verder Midden-Brabant in.
Interessant is nog hetgeen over die zaterdagnamiddag werd opgetekend door Pastoor A. Smits van de St. Servatius-parochie te Boerdonk. In het parochiedagboek – het Memoriaal – schreef hij het volgende:
“Op 10 mei was in den vroegen morgen bekend, dat de Duitschers ons land waren binnengevallen. Den volgenden dag waren ze om ong. 9 uur in Gemert, waar nog Nederlandsche soldaten op ’t kasteel waren. Groote terreur werd verwekt onder de bevolking van Gemert en het poortgebouw en ook een geheele zij-aanbouw van ’t kasteel werden in brand geschoten en totaal vernield. Een deel van de Nederlandsche soldaten zijn tenslotte weggevlucht door ’t Leek, namen in Boerdonk meerdere fietsen mee en gingen op ’t pontveer over het kanaal. In den namiddag kwamen 3 Duitsche tankwagens en 6 motorrijders over den Koksepad en verder over den harden weg naar ’t kanaal gereden.
Van over het kanaal werd geschoten. Er viel een Duitsche wagenbestuurder morsdood en eene motorrijder werd aan het been verwond. Deze laatste werd verbonden en het lijk van den eersten werd achter in den wagen gesmeten.
Langs dezelfden weg keerden ze terug en stonden bij het schoolhuis kaarten te bestuderen, waarna ze over den
Koksepad teruggingen en daar de vele stellingen en versterkingen onderzochten, waarin echter geen enkele soldaat aanwezig was, zodat we de eerste verschrikkingen van den oorlog zonder noemenswaardig leed doorstonden”
Hiermede is de beschrijving van de gebeurtenissen op 10 en 11 mei 1940 in Erp, Keldonk en Boerdonk beëindigd; de volgende bijdragen zullen gaan over de lotgevallen in die dagen van de militairen uit de gemeente Erp.