Zaterdag 11 mei 1940 – De Duitsers in Keldonk 4
Vanaf het moment, dat de Duitse troepen te ca. 13.00 uur wederom aan het kanaal verschenen werden zij onder vuur genomen door de Nederlandse verdediging achter het kanaal; dit tegenvuur werd afgegeven door hoofdzakelijk mitrailleurs en geweren en veel van de afgeschoten kogels kwamen in Keldonk terecht. Overal sloegen zij in; in daken en muren van woningen, boerderijen en schuren en het was voor de bevolking zaak zich gedekt te houden. Vele oudere Keldonkenaren kunnen zich het gefluit en geratel van inslaande kogels in de pannendaken ed. nog wel herinneren. Dit bleef voortduren tot rond l5.00 uur, want toen zakte de verdediging in. De Nederlanders trokken zich terug; in sommige vakken sloegen zij zelfs onder het achterlaten van allerlei uitrustingsstukken op de vlucht. Daarmede kwam er abrupt een einde aan deze verdedigingsopstelling. In bijdrage nr. 3l is reeds beschreven hoe de Duitsers (en met welke onderdelen) daarna over het kanaal kwamen.
Men mocht van geluk spreken, dat er onder de bevolking geen dodelijke slachtoffers vielen. Wel werden enkelen gewond. Toos Coolen (thans woonachtig op Bemmer te Donk) werd vlakbij huis, toen zij met familieleden nog vluchtte, geraakt door een Nederlandse kogel. Deze trof haar in haar rechter arm, net onder de elleboog. Willem van Wanrooy, toen wonende op de Dieperskant C.l00 en enkele jaren geleden overleden, raakte ernstiger gewond. Kogels doorboorden zijn schouder en hand en hij was er in het begin slecht aan toe. Ook ontstond er links en rechts nogal wat schade aan eigendommen, kwam vee om of raakte men het een en ander kwijt.
Rond 15.30 uur waren de Duitsers over het kanaal en zoals beschreven in bijdrage 31 maakten zij bij het aanleggen van een nieuwe kanaalovergang (een nieuwe “brug”) gebruik van de sleepboot “Greta”, welke in de buurt van de brug afgemeerd lag. Bovendien kregen zij onverwachts de beschikking over een grote partij materialen in de vorm van planken, houten en stalen balken, die bij de brug lag opgeslagen. En daarbij in hun voordeel ook nog aan de Keldonkse kant van de brug; zij hadden het maar voor het oprapen. Het was materiaal door de Waterstaat daar als voorraad neergelegd om te dienen voor herstelwerkzaamheden. De Nederlandse militairen hadden echter verzuimd dit materiaal of over te brengen naar de overzijde van het kanaal ofwel het te vernietigen. Nu vormde het een welkome en direct te gebruiken buit voor de Duitsers.
Nadat enkele tanks en pantserwagens waren gepasseerd zakte een volgende tank door het provisorische brugdek en belandde tussen de twee brughoofden op de sleepboot. Deze kon het gewicht niet verwerken en zonk. Over de tank heen kwam echter snel een nooddek liggen, zodat het troepenverkeer kon doorgaan. De tank werd op zondagnamiddag 1e. Pinksterdag onder een ruime belangstelling van de zijde van de Keldonkse bevolking opgetakeld; de sleepboot werd einde mei gelicht, doch zonk weer spoedig daarna wegens meerdere lekkages in de scheepswand. Voor het grootste gedeelte onder water liggend blokkeerde het bootje de doorvaart in het kanaal; het werd pas begin juni definitief boven water gehaald en afgevoerd.
Onmiddellijk nadat de brugovergang hersteld was kwam de in het dorp wachtende troepenmacht weer in beweging en zette de opmars voort. De gehele avond en nacht van zaterdag op zondag 1e. Pinksterdag trokken Duitse troepen, overwegend gemotoriseerde, door Keldonk, dan het kanaal over, het Hool in, richting St.-Oedenrode. Bij de fam. van Asseldonk in het Hool legden zij dan aan om even te rusten, wat te eten of zich te verfrissen.
Tegen de avond werd nog een groot aantal (62) bij Zijtaart krijgsgevangen gemaakte Nederlandse militairen via Keldonk naar Erp overgebracht. Het waren manschappen van de 1e. compagnie van het IIe. bataljon van het 17e. Regiment Infanterie (1-II-17 R.I.), die, na beëindiging van de ongelijke strijd bij Zijtaart en met achterlating van zes gesneuvelde kameraden, werden afgevoerd. Vanaf Zijtaart waren zij aan de overzijde van het kanaal naar de Keldonkse brug gebracht, waarbij zij een groot stuk in de looppas hadden moeten afleggen. Onder hen bevond zich de compagniescommandant, de kapitein Simon Klapwijk. In twee groepen trokken zij naar Erp, waar de inmiddels zeer vermoeide mannen werden ondergebracht in de toenmalige jongensschool aan de Schoolstraat (naast de woning van de fam. Otten). Te ca. 20.00 uur kwamen zij daar aan. Ook enkele gewonden werden naar Erp gebracht, vermoedelijk naar het klooster van de zusters om aldaar behandeld en verder verpleegd te worden. Door de consternatie alom werd deze doortocht maar door enkele Keldonkse inwoners (en overigens ook Erpse) opgemerkt en gadegeslagen. De kapitein Klapwijk mocht niet in Erp bij zijn manschappen blijven; hij werd meteen afgevoerd naar Veghel. Het bij Zijtaart op de kanaaldijk geplaatste herdenkingsmonument herinnert nog aan het sneuvelen van de Nederlandse militairen. Op zondag 12 mei passeerden ook nog enkele bussen met krijgsgevangen gemaakte Nederlandse soldaten Keldonk, richting Erp; deze soldaten waren waarschijnlijk in het gebied St.-Oedenrode-Best-Tilburg in Duitse handen gevallen en werden toen afgevoerd naar Uden (St. Petruskerk) en later naar Duitsland.
In de volgende bijdrage zal worden ingegaan op enkele persoonlijke belevenissen van inwoners van Keldonk, o.a. de gewonden, en op het afbranden van de twee boerderijen.