In de acht voorgaande bijdragen (nrs. 77 t/m 84) werd het neerstorten en noodlanden van vier vliegtuigen beschreven; deze waren in september 1944 ingezet in het kader van de luchtlandingsoperatie “Market Garden” en betrof twee motor- en twee zweefvliegtuigen.
Thans keren wij weer terug tot de eigenlijke luchtoorlog welke sedert de invasie in Normandië in juni 1944 nog was opgevoerd; de bombardementsaanvallen waren zowel in aantal als in omvang sterk geïntensiveerd. Geen enkel doel in Duitsland en de bezette gebieden was meer onbereikbaar voor de zware bommenwerpers van de geallieerden.
Het eerstvolgende voorval waarmede men in Erp weer te maken kreeg was op
Donderdag 2 november 1944 – botsing tussen twee bommenwerpers boven Erp-Veghel.
Op die dag stegen in Engeland rond 11 uur in de morgen (Britse tijd) 184 viermotorige Lancaster-bommenwerpers op voor een aanval op de olie-installaties in Homberg/Meerbeck in het Ruhrgebied. Van deze aanvalsgroep gingen vijf toestellen verloren en twee ervan stortten in onze omgeving neer. Van de veertien bemanningsleden van die twee vliegtuigen kwamen er meteen elf om, wordt er nog steeds één vermist en brachten twee het er levend af; acht van de gesneuvelden vonden hun laatste rustplaats op het r.-k. kerkhof van Erp en drie op de Britse Oorlogsbegraafplaats te Woensel/Eindhoven.
Wat gebeurde er die middag Allerzielendag 2 november 1944?
Na haar bombardementsopdracht te hebben uitgevoerd keerde de groep in een tamelijk gesloten formatie huiswaarts en passeerde daarbij onze streek. Het was dan rond kwart over twee in de namiddag. Er hingen flarden van een lage bewolking en de bewoners hoorden de zware machines over trekken; tussen openingen in het wolkendek kon men de toestellen duidelijk waarnemen.
Vaag zagen enkele mensen boven het gebied Erp-Veghel een ongewone manoeuvre van één van de vliegtuigen, gevolgd door een harde bons en een krakend geluid, dat vanuit de lucht kwam aanzetten. Twee toestellen waren met elkaar in botsing gekomen. Een ervan stortte onmiddellijk neer, bijna loodrecht kwam het dwarrelend naar beneden en zijn val werd door meerdere inwoners met ontzetting gevolgd – het andere vliegtuig kwam in een neerwaartse vlucht terecht en verdween uit het zicht, waarbij meteen al kon worden vastgesteld dat het ook ten onder ging
De oorzaak van de voor beide toestellen fatale botsing is niet bekend, ook de Britse archieven verstrekken geen inzicht. Was het een stuurfout van een van de piloten of raakte een van de toestellen onbestuurbaar wegens een reeds eerder door luchtafweer veroorzaakte schade? De luchtmachtarchieven in Engeland zeggen alleen dat er sprake was van een botsing en dat de beide vliegtuigen niet terugkeerden van de vlucht.
De gevolgen van de botsing waren desastreus. De twee viermotorige bommenwerpers waren van het type Lancaster Mk I en Mk III en behoorden tot het 15e squadron van de RAF – de toestellen HK612 LS-L en PB115 LS-W. en hun thuisbasis was het RAF-vliegveld Mildenhall in het graafschap Suffolk in Engeland.
Het was de HK612 LS-L welke onmiddellijk neerstortte en daarbij zijn gehele bemanning mee sleurde in de dood. Het vliegtuig sloeg te pletter in een akker/weiland op de Heuvel te Veghel, vlakbij de (oude) weg naar Erp. In en nabij het wrak werden de stoffelijke overschotten van zes bemanningsleden aangetroffen; enkelen erg verminkt. Ooggetuigen van het destijdse drama kunnen zich nu nog herinneren, dat een van de vliegers met zijn gedeeltelijk geopende parachute aan het staartvlak van het vliegtuig was blijven haken en zo was meegesleurd en omgekomen. Het lijk van een ander werd al gauw gevonden op het veld in de bocht van de huidige straatweg Veghel-Erp; waarschijnlijk was ook hij er nog in geslaagd het vliegtuig te verlaten, maar zijn parachute was niet meer open gegaan. Kort na de crash werd door een jonge inwoner uit de buurt nog een handschoen met daarin de afgerukte hand van een van de bemanningsleden gevonden.
Reeds kort na het neerstorten was er veel belangstelling rond het wrak; van de plaatselijke bevolking maar eveneens van de zijde van Britse troepen. Deze lagen op vele plaatsen in de omgeving ingekwartierd of hadden daar legerkampementen. In Erp lag het volledige 83e G.C.C. (Group Control Centre) van de R.A.F. en leden hiervan kwamen onmiddellijk in actie, zij het dat hun hulp niet verder meer kon reiken dan het bergen van de lichamen van de omgekomenen. De zeven stoffelijke overschotten werden per Rode Kruiswagen van de Britse luchtmacht overgebracht naar Erp om daar na identificatie nog dezelfde namiddag begraven te worden op het
r.-k. kerkhof.
Het tweede toestel – de PB115 LS-W – redde het ook niet; dat stortte uiteindelijk neer op de Rooyseheide tussen St. Oedenrode en Schijndel. Hierbij kwamen drie bemanningsleden om het leven; zij lagen in en bij het wrak en werden begraven te Woensel/Eindhoven. Een vierde bemanningslid dat ook omkwam lag, reeds overleden, nabij een boerderij richting Havelt te Veghel en in die tijd bewoond door landbouwer Hendriks; het werd tezamen met de zeven anderen, eveneens begraven te Erp. Twee bemanningsleden konden het toestel tijdig verlaten en per parachute landen; zij kwamen terecht in het gebied van de Waterleidingsmij Oost-Brabant langs de weg Veghel-Erp. Een van hen was licht gewond, waarschijnlijk opgelopen bij de landing. En dan is er nog het zevende bemanningslid. Ook deze verliet het toestel per parachute boven Erp-Veghel. Zijn valscherm schijnt echter niet open te zijn gegaan en hij moet in het gebied tussen Erp-Keldonk-Veghel zijn neergestort. Tot op heden ontbreekt echter verder elk spoor van hem en hij staat in de Britse registers nog steeds te boek als vermist.