Behalve de reeds in bijdrage nr. 4 – De Mobilisatie Deel II genoemde bataljons van het 2e., 13e. en 17e. Regiment Infanterie, gelegen achter het defensiekanaal, behoorde tot het vak ERP ook nog een gedeelte van de Maaslinie en wel het stuk tussen Beugen en voorbij Vierlingsbeek. Dit vak werd verdedigd door het 15e. Grensbataljon (15GB) – commandopost: Gemeentehuis St. Anthonis.
Begin april 1940 kreeg het IIIe Legerkorps een gewijzigde taak binnen de Vesting Holland toegewezen. Daarvoor was het nodig, dat de twee divisies van dit korps bij het uitbreken van vijandelijkheden zich op korte termijn uit Brabant konden terugtrekken achter de grote rivieren en de waterlinie. Het grootste gedeelte van zowel de 5e. als de 6e.- divisie werd daarom verplaatst naar posities rond Den Bosch. Ook uit Erp trokken toen eenheden naar dat gebied o.a. de Aan- en afvoertroepen, gelegerd bij de Familie Toon v.d. Burgt, Franseweg.
Inkwartieringen 1.
Reeds vóór de afkondiging van de mobilisatie waren in overleg met de gemeenten de inkwartieringsmogelijk-heden geïnventariseerd; daarbij was gelet op de grootte van de panden, de gezinssamenstellingen enz. Scholen, tehuizen, patronaten, kloosters waren uiteraard gewilde onderkomens.
Vooruitgestuurde kwartiermakers, die enkele dagen eerder bij de voormobilisatie al waren opgekomen, verrichtten het voorbereidende werk, deelden in en wezen toe. Zolders, stallen, schuren en kamertjes werden ineens militaire verblijfplaatsen.
Burgerij en soldaten hadden even tijd nodig om aan de nieuwe situatie te wennen, doch weldra ontstond er een goede verstandhouding. In meerdere gevallen zijn daaruit nog tot de dag van vandaag voortdurende vriendschappen of contacten ontstaan.
Aan degene., die inkwartiering kreeg, werd een formulier uitgereikt (of de inhoud ervan werd voorgelezen), waarin de “voorwaarden voor inkwartiering” stonden vermeld.
De kwartiergever diende te zorgen voor
– als het een onderofficier of soldaat betrof:een zindelijk “strooleger” (strozak) met twee bedlakens. een deken
‘s-winters twee), tafel, stoel of bank, wasgelegenheid, vuur en licht;
– als het een officier betrof: een kamer, voorzien van de nodige meubels als tafel, stoelen, ledikant of bedstee en de verdere voorzieningen als voor onderofficieren.
De kwartiergevers kregen hiervoor een vergoeding; deze bedroeg voor: een korporaal of soldaat f. 0,20 per dag, voor een onderofficier f. 0,50 per dag en voor een officier f. 1,00 per dag.
Waren daarbij ook nog paarden ondergebracht, dan ontving men hiervoor een vergoeding van f. 0,10 per dag en per paard; de mest van de paarden viel toe aan degene, waar gestald werd.