De oorlogsschade 1
Uit eerdere beschrijvingen o.a. van de gevechten aan het kanaal te Keldonk was al wel op te maken, dat de Erpse gemeenschap in mei 1940 niet ongeschonden door de oorlogshandelingen heen kwam. Enkele boerderijen gingen in vlammen op of werden zwaar beschadigd; veel kleine schade ontstond door het springen van de bruggen over de Aa en de Zuid-Willemsvaart. Sommige inwoners raakten op het laatste moment nog een rijwiel of zelfs een paard kwijt, terwijl in Keldonk ook nog slachtoffers vielen onder het in de weilanden vertoevend vee. De meeste schadegevallen vielen te noteren in Erp in de omgeving van de Aa-brug en te Keldonk in de buurt van de brug naar het Hool.
Na de capitulatie moesten alle schaden, althans om voor een vergoeding in aanmerking te kunnen komen, via het gemeentebestuur gemeld worden bij het Regeringscommissariaat voor de Wederopbouw te Den Haag, dat alle oorlogsschade over geheel Nederland verzamelde, beoordeelde en eventueel voor een vergoeding uit de rijkskas in aanmerking bracht. Z.g. regionale schade-enquêtecommissies werden daarbij ingeschakeld. Een kleine lawine van circulaires en van vele voorschriften werd vanuit Den Haag naar de gemeentehuizen gezonden. Tot in de kleinste details werd daarin aangegeven, hoe te handelen in het geval van een schade. De aanvrager van een vergoeding kreeg een uitgebreid en ingewikkeld vragenformulier in te vullen. Men geloofde zelfs in die tijd al niet alles.
Bij schaden aan gebouwen moest door een architect of bouwkundige bv. een expertise worden opgemaakt. In Erp werd daarvoor Architect Egidius Heijkants ingeschakeld, die al einde mei 1940 zijn rapportages gereed had. Gedateerd 4 juni 1940 gaf het gemeentebestuur van Erp een overzicht van de schadegevallen aan het bovengenoemd regeringscommissariaat. Met brief van 7 sept. 1940 verleende deze instantie reeds goedkeuring voor het herstel van de kleinere schaden aan opstallen ed. Ook de herbouw van de twee in Keldonk afgebrande boerderijen kon in die tijd beginnen.
Het zal geen verwondering wekken, dat er omtrent de omvang van de schade en het hieraan verbonden vergoedingsbedrag wel eens verschil van mening bestond tussen de schadebeoordelaars, enquêtecommissie enerzijds en gedupeerden anderzijds.
De volgende schaden werden geconstateerd:
1. de vernieling van de twee bruggen over de rivier de Aa, te weten te Cox en in de kom Erp. Deze beide bruggen werden al op 11 en 12 mei 1940 voorlopig door de Duitsers hersteld; zij moesten er met hun materiaal overheen. Bij het herstel van de brug in de kom te Erp haalden zij (of lieten dat door Erpse burgers doen) daarvoor hout en andere materialen uit de houtwerf van aannemer Jan Bierman. Ook Johan Franssen en de van Geffens, die in de omgeving woonden, moesten hun steentje (in dit geval balken ed.) bijdragen.
Gedurende een geruime tijd werd gebruik gemaakt van noodbruggen. Pas in 1942 werden op kosten van de provincie nieuwe bruggen gebouwd.
2. als gevolg van het springen van deze bruggen ontstond nogal wat schade aan deuren, ramen, ruiten en daken, zowel op Cox als in de kom.
Alle huizen in de omgeving van de Aa-brug in de kom Erp liepen dergelijke schade op, zoals de woningen van Johan Franssen, Gebrs. van Geffen, H. en C. Maas, Wed. Steenbakkers, Johan Hendriks, Wed. H. Hendriks-Somers, M. Strijbosch, Johan Biemans, Albert van Eenbergen, A. v.d. Broek en M. van Kessel.
Ook de burgemeesterswoning naast de brug, eigendom van de gemeente Erp, ontsnapte niet aan beschadiging. Het heeft meerdere jaren geduurd aleer hier alles hersteld was. De in de woning aangebrachte glas in loodramen konden n.l. i.v.m. de oorlogsomstandigheden niet meer naar wens in de oude staat teruggebracht worden.
De pas enkele weken eerder aangelegde nieuwe hoofdkabel van de PNEM, die voor de elektrische stroom voor o.a. Boerdonk en Keldonk zorgde, werd eveneens vernield.
Op Cox liep de woning van Jan van Stiphout ook schade op aan ramen, deuren en dak, evenals de enkele boerderijen, gelegen op Gemerts gebied.
3. de vernieling van de twee bruggen over de Zuid-Willemsvaart onder Keldonk n.l. de brug naar het Hool en de sluisbrug in het Lijnt.
De brug naar het Hool werd door de Duitsers op zaterdag 11 mei al provisorisch hersteld om snel over het kanaal richting Veghel en St.-Oedenrode te kunnen geraken; voorlopig hersteld werd zij later door Rijkswaterstaat. Lange tijd moesten de bewoners van over het kanaal gebruik maken van een veerpontje. De bruggen waren pas na enkele jaren weer volledig hersteld.
4. als gevolg van de beschietingen door de Duitsers en in mindere mate de Nederlandse verdediging ontstond er veel schade in Keldonk, vooral rond de Hoolbrug. Ook werden meerdere gevallen van plundering geconstateerd; kleinere inboedel en huishoudelijke artikelen, die verdwenen waren.
Twee boerderijen brandden totaal af, te weten het woonhuis met stal en schuur en de volledige inboedel van
H. van Genugten, op nummer C.12 (overzijde van het kanaal), evenals die van de familie H. Tielemans-Habraken op nummer C.27.
Vele huizen (met hun inboedels) in de omgeving van de bruggen liepen schade op als gevolg van inslaande kogels en/of granaten. Dit lot trof o.a. J. Kerkhof, J. Kuypers, Johan v.d. Steen, M. Bekkers, M. v.d. Heuvel, A. Booy,
C. Kweens. Meerdere anderen hadden kleinere schadegevallen.
5. de gezonken sleepboot “Greta” van de Rotterdammer K. Hozeman behoorde eveneens tot de schadegevallen. Diens belevenissen zijn deels al beschreven in de bijdragen 30 en 31.
6. een apart schadegeval vormde de veerpont onder Boerdonk, overigens de enige schade in dit kerkdorp. Bij het “Veerhuis” aldaar was in die tijd een redelijk frequent gebruikte overzetplaats. De pont werd op zaterdag 11 mei door Nederlandse militairen tot zinken gebracht en enkele weken later door personeel van Rijkswaterstaat in samenwerking met gemeentearbeiders weer gelicht. Daarna ontstond er een strijd tussen de gemeente Erp en het commissariaat omtrent de afwikkeling van dit schadegeval.
In de volgende bijdrage zal op de sleepboot en de veerpont worden teruggekomen.