De lotgevallen van de Erpse militairen 7
In de bijdrage nr. 39 is in het algemeen verhaald hoe het de militairen uit Erp verging, nadat zij in de meidagen 1940 krijgsgevangen werden gemaakt ofwel hieraan ontkwamen doordat zij betrokken raakten bij de capitulatie van het Nederlandse leger. Zij konden al gauw naar huis terugkeren.
De beschrijving van de lotgevallen van de Erpse militairen wordt nu afgesloten met het verhaal over de bijzondere ervaringen van een klein groepje Erpse dienstplichtigen, zonder daarbij ook maar op de geringste wijze tekort te willen doen aan de belevenissen van de andere Erpenaren. Het betreft de soldaten Harrie v.d. Horst uit Boerdonk, Marinus Schepers van de Veluwe en Martinus Verhoeven van de Laren uit Erp en Antoon Verbrugge van de Boerdonksedijk uit Keldonk. Een verhaal apart vormt dan nog wat de soldaat Harrie Verbruggen van de Bolst uit Erp overkwam.
Toen in 1994 deze bijdrage werd geschreven waren Schepers en Verbrugge inmiddels overleden, v.d. Horst woonde nog op het stamhuis te Boerdonk, Verhoeven in de Wilhelminahof te Erp en Verbruggen in Vernon, Canada.
Nu het verhaal van de vier eerst genoemden.
Zij maakten in de meidagen 1940 deel uit van een van de meerdere regimenten Infanterie gelegerd aan de Maas en in de Peel-Raamstelling. Verhoeven lag aan de Maas te Broekhuizen, de anderen aan het defensiekanaal tussen Mill en De Rips.
In de nacht van vrijdag 10 op zaterdag 11 mei trokken zij met hun onderdelen terug achter de Zuid-Willemsvaart. v.d. Horst, Schepers en Verbrugge kwamen bij Veghel terecht; Verhoeven trok vrijdagnamiddag al terug op Venray, later in de nacht van zaterdag naar Helmond, Mierlo-Hout en Lieshout.
Via omwegen kwamen enkelen op zaterdagnamiddag/-avond 11 mei na de gevechten aan de Zuid-Willemsvaart terecht via St.-Oedenrode, Best, Tilburg in de omgeving van Breda. De tocht werd deels te voet gemaakt, anderen hadden fietsen ter beschikking en meer gelukkigen een auto, vrachtwagen of zelfs bus. In de omgeving van Tilburg ontmoetten zij al Franse legeronderdelen, die te hulp waren gekomen. Vele richting België vluchtende burgers veroorzaakten opstoppingen op de wegen, terwijl Duitse vliegtuigen herhaaldelijk aanvallen op deze wegen uitvoerden.
Verhoeven belandde met kameraden na enkele dagmarsen te voet op 2e.Pinksterdag in Antwerpen; v.d. Horst bereikte deze stad al vanaf Best op een vrachtwagen op zondag, de 1e. Pinksterdag.
Het passeren van de Belgische grens verliep niet zonder strubbelingen en de meegevoerde wapens als geweren, revolvers, munitie ed. moesten worden ingeleverd. Na enkele dagmarsen te voet kwam het inmiddels gegroeide gezelschap terecht in Axel in Zeeuws-Vlaanderen. De groep bestond uit manschappen van velerlei onderdelen, hoofdzakelijk afkomstig uit de Peelbataljons.
De verzorging liet te wensen over; er was niet voldoende en te onregelmatig voedsel en voor de nacht ontoereikende slaapgelegenheid. Maar er werd niet getreurd ….. de vijand, het Duitse leger, zat hen op de hielen en die wilde men wel vóór blijven.
Op vrijdag 17 mei, een week na de Duitse inval, begon dan een tocht per auto vanuit Axel langs de Belgische kust. In drie dagen werd l70 km afgelegd om via De Panne (B.) op zondag 19 mei in Duinkerken nabij de Frans-Belgische grens terecht te komen. En steeds weer de problemen met voedsel en slaapgelegenheid.
Op maandag 20 mei na de middag moesten zij zich inschepen op een Franse vrachtboot, de “Pavon”, die hen langs de kust varend naar de Franse havenstad Cherbourg zou brengen. Het schip was gekomen van Vlissingen en had de haven van Duinkerken weten te bereiken. Onder Franse druk kwamen er zo’n l435 Nederlandse militairen aan boord. Overvol was het schip, dat nog enige burgers en mogelijk ook nog enkele militairen van andere nationaliteiten aan boord had en verder was geladen met katoen. De soldaten werden grotendeels ondergebracht in de drie vrachtruimten onderdeks.
Te ca. elf uur ’s avonds was het schip buiten de haven en aanvaardde het de reis naar Cherbourg. Goed en wel buitengaats werd het echter al aangevallen door Duitse duikbommenwerpers. Een van de ruimen werd getroffen en het aantal slachtoffers (doden en gewonden) was hoog. Via touwen langs de wanden werd getracht het schip te verlaten en over te stappen op de begeleidende Franse marineschepen; ook hierbij vielen er nog slachtoffers. Om de hulpverlening te vergemakkelen liet de scheepskapitein zijn schip bij Les Hemmes d’Oye (nabij Gravelines) aan de grond zetten. Bij laagtij kon men naar het strand waden. De vier Erpenaren, op dat moment nog steeds onkundig van elkaars aanwezigheid in de groep, kwamen veilig aan wal. Dit gebeurde halverwege tussen Gravelines en Calais aan de Franse kust.
\
De uiteengeslagen groep werd zoveel mogelijk verzameld en samengebracht. Ongeveer twaalfhonderd mannen waren er nog bijeen en in staat verder te gaan. In kleine afdelingen marcheerde men naar het verderop gelegen plaatsje Coquelles, wat tegen de avond werd bereikt en waar men in stallen, schuren en hooibergen onderdak vond. Geen of slechts weinig eten was hun deel, slapen konden zij echter.
De Erpenaren hadden het er goed vanaf gebracht. Het was dinsdagavond 21 mei 1940.
Het Frans vrachtschip “PAVON”
De SS “Pavon” op het strand bij Les Hemmes d’Oye (Fr.). De touwen waarlangs de opvarenden zich naar beneden konden laten zakken en zich redden zijn duidelijk zichtbaar. Het drama kostte aan vijftig Nederlandse soldaten het leven – één stoffelijk overschot spoelde aan op Ameland – terwijl rond honderd mannen vooral met botbreuken in ziekenhuizen tussen Calais en Duinkerken terecht kwamen. Van de doden hebben er 37 nooit een graf gevonden; hun nagedachtenis wordt geëerd op een monument op de Grebbeberg.