Reeds vroeg in de herfst van 1939 werd begonnen met de aanleg van een aantal mitrailleurposten in de Goorse bossen. Exacte gegevens over het werkelijke aantal zijn moeilijk te achterhalen, maar het moeten er toch wel een vijf- à zestal zijn geweest.

De herinneringen van vroegere bewoners uit dit gebied geven onvoldoende uitsluitsel. De stellingen werden gebouwd in de bosrand van het Goor, lopende vanaf de Kraammeer tot de – toen nog zand- weg binnendoor van Erp naar “het Broek” en Volkel-Boekel.  De posten waren uitgegraven in de grond tot een diepte van ruim twee meter, zwaar bekleed met hout, meestal boomstammen, welke naast elkaar waren geplaatst en onderling aan elkaar bevestigd en alzo een sterke wand vormende. Daaroverheen werd een eveneens uit boomstammen vervaardigd dak gelegd, waarover dan weer een dikke laag grond werd aangebracht. Het geheel voorzag men dan nog met struikjes en lage aanplant ter camouflage. Aan de voorzijde en gericht op het oosten bevond zich een brede horizontale schietgleuf met een grote vuurhoek en waarin de mitrailleur stond opgesteld. De post was eigenlijk één grote kamer, waarin zich een vier à vijftal militairen bevonden; de schutters en hun helpers. De toegang lag aan de achterzijde (kant Erp) en bestond uit een trap en ganggedeelten, welke in hoeken op elkaar aansloten om een directe rechtstreekse toegang tot de schuttersopstelling te verhinderen.

De posten hadden een uitstekend schootsveld en sloten op elkaar aan, overlapten gedeeltelijk elkaars gebieden. De mitrailleurs bestreken het gehele voor hen liggende open terrein (weilanden en akkers) vanaf de bosrand tot aan de Leijgraaf en zelfs nog daaroverheen richting Volkel en Boekel.

De meest noordelijke post lag in de tegenover de Kraanmeer nog steeds aanwezige bospunt; in ieder geval was er ook een gebouwd in de terreinverhoging tegenover de bocht in de huidige harde weg, halverwege het Goor. Daar bevindt zich een bult in de bosrand en deze bleek geschikt voor het erin onderbrengen van een opstelling. De meest zuidelijkste post lag ongeveer ter plaatse, waar men nu, komende van Erp-Looieind, linksaf de bossen in draait. De posten werden aangelegd en bemand door hoofdzakelijk in Veghel gelegerde militairen.

Het benodigde hout werd per paard en wagen en soms vrachtauto’s aangevoerd. Tussen de boerderij en de schuren van Joh. Biemans – nu Jan v.d. Elzen en Miet Biemans, Kraanmeer 15 – liep een zandweg, richting bossen. Via deze zandweg, toen nog eigendom van de gemeente Erp, vonden de transporten plaats. Tegenover het bos werd het hout gelost en gecarbolineumd, alvorens het te verwerken. Ook op Udens gebied, voorbij Knipperdul op Duifhuis, werden nog versterkingen gebouwd, die dus aansloten op die in het Goor.

Tijdens de aanlegwerkzaamheden ontstonden voor de jeugd uit de Kraanmeer ineens nieuwe speelmogelijk-heden. Vooral zondags, als de militairen weg waren, trokken de jongelui het Goor in om op hun manier soldaatje te gaan spelen. Voor de echte soldaten moest dan de daarop volgende maandag meestal gereserveerd worden voor het uitvoeren van herstelwerkzaamheden.

Komende van de Kraanmeer en de harde weg het Goor in volgende ligt aan het begin van de weg aan de linker-zijde nog een restant bosperceeltje. Oorspronkelijk was dit een veel groter stuk bos. In de mobilisatietijd werd dit bos echter grotendeels gerooid en het hout – dennen – voor militaire doeleinden afgevoerd, veelal naar de Coxebrug voor de versterkingen aan de Aa en omgeving (hierover later meer). Een klein gedeelte ervan werd maar  gebruikt voor de versterkingen in het Goor zelf. Het hout was eigendom van de gemeente Erp en de rekening ervoor ging uiteraard naar het Ministerie van Oorlog.

Soortgelijk bericht

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *