Van brandstoffen in de bossen van het Hurkske te Erp
Nadat deze bossen (langs de straatweg Erp-Gemert) waren vrij gemaakt van uit de tegenaanval op Veghel van 22/23 sept. 1944 achtergebleven Duitse munitie en niet ontplofte bommen van de Britse Typhoons werd nagenoeg het gehele boscomplex door de geallieerden in gebruik genomen als opslagplaats voor brandstoffen. Dat geschiedde medio oktober 1944 en duurde voort tot medio/einde februari 1945.
In bijna alle dreven, zowel N-Z als O-W gelegen, vanaf de Gemertsedijk tot aan de Meerbosweg kwamen grote hoeveelheden gevulde jerrycans te liggen. Telkens een drie- of viertal rijen achter elkaar, een vijf- of zestal hoog opgestapeld en over een lengte van vijftien tot twintig meter. Afwisselend links en rechts aan de randen van de dreven met een onderlinge tussenruimte van ca. 25-30 meter. Het overgrote deel van de jerrycans was in de bekende platte uitvoering, doch er was ook een aantal in de ronde uitvoering bij.
Met vrachtauto’s werden de voorraden aan- en afgevoerd. Lange rijen vrachtwagens reden dan door de dreven, welke vooral bij regenachtig, nat weer binnen de kortste keren totaal kapot gereden werden en dan veranderden in ‘crossbanen’.
De zware GMC-trucks kwamen er in de meeste gevallen wel uit en doorheen, gevolgd door een bulldozer die dan ‘de paden weer effende’. De aan- en afvoerkonvooien bestonden soms wel uit 75 of meer trucks.
Met grote regelmaat werden de jerrycans aangevoerd, de voorraden aangevuld en dan weer door andere transporteenheden opgehaald ter bevoorrading van de fronttroepen. De buurtbewoners menen wel eens begrepen te hebben (dit op basis van mededelingen van de chauffeurs) dat de brandstof rechtstreeks naar de onderdelen aan het front werd gebracht. Dit hangt me nog bij uit de periode begin februari 1945 toen in het gebied achter Nijmegen – het Reichswald de operatie Veritable speelde. Dezelfde ploeg chauffeurs bleef dan wel drie, vier dagen op en neer rijden.
De Britse legereenheden, welke te maken hadden met deze voorraden en belast waren met het beheer, administratie, controle, bewaking enz. lagen al die tijd ingekwartierd bij burgers en boeren in de omgeving en wel: bij de landbouwers Jan en Klaas van Deurzen langs de Coxdijk (twee vlak bij elkaar gelegen boerderijen aan het begin van deze toen nog zandweg, thans Coxebaan geheten op nr. D.112 en D.111) en bij landbouwer P. van Sleeuwen (Coxdijk D.100). Bij weduwnaar Jan lagen twee officieren en een onderofficier voor de administratie; zij hadden aldaar een soort kantoortje, waar de brengende of halende transporten zich meldden. Bij zoon Klaas en bij Peer van Sleeuwen waren in totaal 25 tot 35 manschappen voor bewaking en andere organisatorische taken gelegerd; deze lagen er al zo’n veertien dagen alvorens ook de officieren bij Jan van Deurzen arriveerden.
Op de boerderij van Bekkers aan de Gemertsedijk D.113 werden ook rond de dertig manschappen ondergebracht; zij hadden taken in de bewaking en de verzorging. En dan waren er nog een drietal stafleden gehuisvest in de boswachterswoning bij Marinus v.d. Laar op D.114.
In het open stuk tussen het einde van de bossen en de achterkant van de boerderijen op D.111 en D.112 rechts van de weg naar Gemert stond een grote tent; deze fungeerde als een soort verzamelplek voor de bewakers, meldpunt voor komende en gaande transporten ed. Zij was overdag permanent bezet.
En dan was er nog een kleinere tent geplaatst op een open stukje land, links van de weg naar Gemert, schuin tegenover het einde van de Coxdijk. Deze was er pas later in de herfst 1944 neergezet en diende meer als kantine, verzamelplekje na de diensttijd ed.
Er was eigenlijk constant bewaking in het gehele bossencomplex; veel nieuwsgierige mensen uit de gehele omgeving/ omliggende dorpen schenen er opeens behoefte aan te hebben om juist in die tijden door de bossen te gaan wandelen.
De bewaking hield een stevig oogje in het zeil, joeg jongelui die door de dreven struinden weg, waren ter plaatse als er transporten kwamen en verkochten wel eens een kannetje – hielpen soms iemand vooruit. Bij hoge uitzondering was er wel eens een uiting van jeugdige baldadigheid – een jerrycan leeggegoten, eenmaal een begin van een aangestoken brandje – met immer een alert optreden van de bewaking. Weg wezen, was dan het wederzijdse parool.
Namen van de onderdelen, welke betrokken waren bij de opslag, zijn niet bekend
Van munitie langs de kanaaldijk Zuid-Willemsvaart onder Boerdonk/Keldonk
Langs het kanaal – de Zuid-Willemsvaart – gedeelte Boerdonk-Keldonk en dan de landzijde – lagen voorraden munitie opgeslagen; in ieder geval artilleriegranaten. In kisten, in kartonnen kokers, van middelzwaar tot zwaar. De grote hulzen, met de zakken kruid erin en de granaat (zonder ontsteking) erop gemonteerd. Zelfs de 10 – 12 cm granaten met een hulslengte van 70 cm.
Bewoners “speelden” wel eens met dit materiaal. Tegen een boomstam sloeg men dan de granaat los van de huls, schudde de zakken kruit eruit en eigende zich dan de koperen huls toe. Het slaghoedje werd dan meestal losgedraaid om het ontstekingskruit te verwijderen of men sloeg het slaghoedje gewoon af met spijker en hamer of steen. Dit gaf dan een rookpluim en een lichte knal, maar was verder zonder gevaar. De granaten bleven dan verder onbeschermd langs de kanaaldijk liggen; zij werden wel eens verzameld door Britse militairen, maar het kwam ook voor dat bewoners ze gewoon het kanaal in kieperden. Enkele jaren na de oorlog is er nog een officieel onderzoek naar ingesteld, overigens met een zeer summier resultaat. Slechts enkele granaatkoppen werden gevonden. Er was geen permanente bewaking bij de opgeslagen munitie aanwezig; zo nu en dan passeerde een patrouillerende militaire auto. Deze situatie duurde wel voort tot begin februari 1945, toen de frontlijn op schoof tot voorbij het Nederlands-Duitse grensgebied en de voorraden, voor zover nog aanwezig, werden weggehaald.
Van munitie langs de weg Erp-Gemert (tussen Koksebrug en de Falie – Gemert)
Ook langs deze weg lagen munitievoorraden opgestapeld; op dezelfde wijze als boven beschreven langs de Zuid-Willemsvaart. Grote stapels op onderlinge afstanden van 25 à 30 meter. Deze voorraden verdwenen ineens; oudere bewoners uit die omgeving menen dat dat geschiedde tijdens het zg. Ardennen-offensief in december 1944.
DE RUIMING VAN ACHTERGEBLEVEN GEALLIEERDE EN DUITSE MUNITIE, SPRINGSTOFFEN ED.
Gestort in ven op de Vogelenzang
Na het terugtrekken van de troepen van de Kampfgruppe Walther in de nacht van 23 op 24 september 1944 werden er vooral op Het Ham, maar ook elders op Erps grondgebied als de bossen van het Hurkske velerlei soorten wapens en munitie aangetroffen; achtergelaten in schuttersputten en andere verdedigingswerken dan wel achteloos weggeworpen. Mogelijk kon dat een gevaar voor de bevolking en dan in het bijzonder kinderen opleveren. Daarom besloot Harrie Otten, wellicht als commandant van de inmiddels in werking getreden Ordedienst (O.D.), om deze te verzamelen, te bergen. Tezamen met Piet Delisse heeft hij in de eerste weken van de bevrijding met paard en kar veel gevonden oorlogstuig bijeen gebracht; het werd dan gestort in een ven op de Vogelenzang, nabij de boerderij van Frans Koenen, thans Vogelenzang 6. Achteraf niet zo’n voorbeeldige oplossing, reden waarom de Mijnopruimingsdienst van het Nederlandse leger in 1945 met behulp van de twee heeft getracht het gestorte materiaal op te sporen en te bergen, echter toen zonder resultaat.
In de jaren vijftig heeft de Explosieven Opruimings Dienst nog ruimingswerkzaamheden uitgevoerd, waarbij munitie werd gevonden en afgevoerd.
Ruiming in de Hurkske-bossen
Ook in deze bossen waren munitie en andere springstoffen achtergelaten. Maar vooral de niet geëxplodeerde bommen van de Typhoonbeschietingen van vrijdagavond 22 september vormden een bedreiging. Een twintigtal van de afgeworpen bommen was niet ontploft, waarschijnlijk omdat ze terecht waren gekomen op te zachte grond, de dikke moslaag van het bos. Britse militairen, maar ook enkele gemeentearbeiders pakten ze gewoon op, droegen ze (onder de arm) naar een dreef, waar ze dan werden neergelegd, opgestapeld. Na deze eerste schoningsactie kwam het nog incidenteel voor, dat er nog een dergelijke bom werd gevonden. Een hoeveelheid is op zeker moment afgevoerd – instantie en bestemming niet bekend. Het niet afgevoerde gedeelte is nadien, tezamen met allerlei andere springstoffen, door een ploeg Britse soldaten vernietigd. De “opblaasplek” lag aan het einde van de eerste dreef, de kruising met de zandweg aan het einde van de bossen vanaf de Gemertsedijk, komende van Erp rechts naar het Rouwven – de zandweg welke doorloopt van de straatweg tot aan de boerderij van toen Hanneske v.,d. Crommenacker. Meerdere weken zijn ze daar bezig geweest met het onschadelijk maken van munitie ed.; niet alleen gevonden in de omgeving, maar ook aangevoerd vanuit andere plaatsen. De te vernietigen springstoffen werden dan in porties verdeeld, in een diepe kuil geplaatst en tot ontploffing gebracht.
Publiek werd op die momenten op afstand gezet en gehouden. Tijdens de voorbereidingen als sorteren en plaatsen liet men nieuwsgierigen gewoon meekijken. Het is wel haast zeker dat ter plaatse nog metaalrestanten in de grond zitten.