Donderdag 21 september 1944  Dakota KG.376 –U6 in het Hool te Keldonk (vervolg)

De bezetting van het vliegtuig bestond uit vier bemanningsleden, normaal bij dit type, en vier z.g. Air-despatchers, leden van een Air Despatch Coy van het Royal Army Service Corps (R.A.S.C.), een landmacht-onderdeel. Deze laatste waren verantwoordelijk voor het snel en accuraat afwerpen van de meegevoerde voorraden boven het betreffende afwerpgebied van de troepen.

Twee bemanningsleden en een despatcher kwamen om het leven bij de crash; tussen de uitgebrande wrakstuk-ken trof men later drie grotendeels verkoolde lichamen aan. Zij werden ’s-anderendaags  als onbekenden begraven naast het vliegtuigwrak; daar vonden zij een tijdelijke rustplaats in een veldgraf.

Twee bemanningsleden en drie despatchers wisten zich per parachute te redden en landden in de velden tussen Zonveld, Zijtaart en Keldonk. Dit gebied was toen al vrij van Duitse troepen, zodat zij niet gevangen werden genomen, doch zich bij geallieerde eenheden konden melden en aansluiten. De geredde bemanningsleden waren Flying Officer (=1e.Luitenant) G.P. Hagerman, piloot en Warrant-Officer (=Adjudant) J.P. DeChamplain, radiotelegrafist van de Dakota en die van de despatchers Corporal Latham, Driver (= soldaat) Tulley en Driver Ward. 

De omgekomenen waren Flight-Sergeant (=Sergeant-majoor) John C.H. HACKETT, RAF, 36 jaar, tweede vlieger, Flying Officer Michael S.R. MAHON, RCAF, 28 jaar, navigator en  Lance-Corporal (Korporaal)

J. ADAMSON, 800 Air Despatch Coy, RASC.

Zoals boven reeds beschreven werden zij naast het wrak van hun vliegtuig begraven.

In de administratieve afwikkeling van de identificatie en herbegraving van de drie heeft zich nadien  een zeer betreurenswaardige onzorgvuldigheid, om niet te spreken van slordigheid, voorgedaan.

Tezamen met drie Amerikaanse gesneuvelden, begraven op het r.-k. kerkhof te Erp (zie nrs. 79 en 83) zijn de twee Britten en de Canadees in juli 1945 vanuit hun veldgraven bij het vliegtuigwrak in ’t Hool te Keldonk door een eenheid van de Amerikaanse legergravendienst opgegraven en eerst overgebracht naar de tijdelijke begraafplaats voor de 101e US Airborne Division te Wolfswinkel-Son en vandaar naar de Amerikaanse erebegraafplaats in Margraten (L.). Zie onderstaande rapporten.  Aldaar moet zijn vastgesteld, dat het geen Amerikanen betrof en zijn de drie vervolgens zeer waarschijnlijk verder overgebracht naar een Britse oorlogsbegraafplaats en Noord-Franrijk. De drie staan nog steeds als vermist geregistreerd.

Naar de twee vliegers werd na de oorlog nog een opvallend onderzoek gedaan. Namens de R.A.F. schreef de Commissaris van de Koningin in Noord-Brabant op 5 september 1945 de hieronder weergegeven brief aan alle Brabantse burgemeesters met het verzoek hem op de hoogte te stellen van aanwijzingen omtrent eventuele graven van de twee. Zonder resultaat overigens.

De gemeente Erp had vanzelfsprekend in de – van overheidswege aan alle gemeenten gevraagde – opgave van oorlogsgraven op haar grondgebied aan het Departement van Oorlog en aan het Nederlandse Rode Kruis ook deze drie graven met onbekenden in ’t Hool vermeld. Men voegde daar echter de – onjuiste –  aantekening aan toe: “waarschijnlijk Amerikanen”. De gegevens van dergelijke opgaven werden doorgegeven aan de betreffende geallieerde instanties, welke deze informatie over namen, daarop conform reageerden en overgingen tot opgravingen en overbrengingen naar en herbegravingen op officiële militaire begraafplaatsen. 

Op grond van die onjuiste aantekening en informatie kwam de Amerikaanse gravendienst in actie en met het geschetste, voor nabestaanden van de drie, toch wel trieste gevolg van een blijvende “Missing in action” en met een vermelding van “A soldier of the 1939-1945 war  –  Known unto God” op hun grafsteen.

De beide vliegers zijn vermeld op de Runnymede Memorial nabij Egham, Surrey, Engeland – een monument ter nagedachtenis van de meer dan 20.000 tijdens W.O. II vermiste leden van de Gemenebest-luchtmachten; co-piloot Hacket op panel 218 en navigator Mahon op panel 247.

Air Despatcher Adamson wordt herdacht op de Groesbeek Memorial op de Canadese oorlogsbegraafplaats te Groesbeek, panel 9.

Mieske Biemans, jarenlang brugwachter o.a. te Keldonk en een tijdje gewoond hebbende in het Zorgcentrum Simeonshof te Erp had destijds het neerstorten van nabij meegemaakt. Hij kon zich vele details nog scherp voor de geest halen. Hij stond die vooravond buiten achter de boerderij van zijn broer Piet. Hij zag de neerdalende parachutes van de bemanningsleden die uit het vliegtuig waren gesprongen, de nadering van het brandende toestel, het wrak, de verkoolde stoffelijke overschotten  en later de veldgraven. Hij herinnert zich ook nog de haast waarmede hij de schuilkelder in dook.  “Ut spiende d’èr efkens” wist Mieske nog goed.

Afbeeldingsresultaat voor embleem 437 Squadron RCAF
Afbeeldingsresultaat voor Dakota van de RAF

                       Een Douglas DC3 – Dakota van de Britse luchtmacht – R.A.F.,

                                   zoals te Keldonk neerstortte

Opgraving- /overbrengingsrapport Erp – Son van de drie onbekenden (dossier 452.2 SLH, Den Haag)

Opgraving- /overbrengingsrapport Son – Margraten van de drie onbekenden (hetzelfde dossier).

De brief van de Commissaris van de Koningin in Noord-Brabant aan de burgemeesters in de provincie dd. 5 september 1945 in zake informatie over J.C. Hackett en M.S.R. Mahon.

Soortgelijk bericht

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *