Na het neerstorten van de zware bommenwerper te Boerdonk op 17 juni 1943 (zie de bijdragen 72-74) bleef de Erpse gemeenschap ruim dertien maanden verschoond van nieuwe crashes op haar grondgebied. De reden hiervan was niet het verminderen van de geallieerde luchtactiviteiten – deze namen zelfs nog toe. Het was niets anders dan puur toeval. Het neerschieten ging nl. gewoon door en de plaatsen rond Erp kregen wel hun aandeel. Zo kwamen er  tussen einde juni 1943 en einde juli 1944 bommenwerpers neer te Uden, Volkel, Boekel, Handel, Gemert, Veghel, Vorstenbosch en Nistelrode, een bewijs dat de Duitse luchtverdediging wel degelijk actief was. Het was derhalve gewoon een kwestie van tijd, dat ook in Erp wederom een toestel zou neerstorten. En zo geschiedde.

Vrijdagnacht 21 juli 1944 – een Lancaster op de Roost te Keldonk.

In de nacht van 20 op 21 juli 1944 viel de RAF weer doelen aan in Duitsland n.l. te Bottrop met 166 vliegtuigen en te Homberg-Meerbeek met 158 toestellen, waarvan vijftien z.g. Pathfinders voor de doelmarkeringen. In de beide steden waren olieraffinaderijen en andere installaties/opslagplaatsen gevestigd en daardoor gewilde bombardementsobjecten; zij werden dan ook met regelmaat aangevallen. Een zware bommenwerper, welke deel uit maakte van de groep welke Homberg aanviel, stortte neer te Keldonk  Het was een Lancaster Mk. III, voerde de codes ND.915 – AA-A en behoorde tot  nr. 75 (New Zealand) squadron van de RNZAF (Royal New Zealand Air Force). Dit squadron nam met 25 bommenwerpers deel aan de opdracht. Het toestel had, zoals gebruikelijk bij dit soort bommenwerpers, zeven bemanningsleden aan boord – drie Britten en vier Australiërs en was om 23.20 uur (Britse tijd) opgestegen van de vliegbasis Mepal in Cambridgeshire (Engeland).

Na het uitvoeren van de bombardementsopdracht passeerde het overgrote deel van de groep op weg naar huis onze streek tussen een uur en half twee – de eerste uren van 21 juli 1944.

Enkele toestellen hadden de formatie – wellicht noodgedwongen wegens opgelopen averij – verlaten en sukkelden er achteraan; meerdere van hen werden het slachtoffer van Duitse nachtjagers. 

Zo ook de ND.915 – AA-A.  Rond half twee kwam hij op zijn eentje aanvliegen vanuit de richting Boekel-Gemert, toen hij boven Erp-Keldonk werd aangevallen door Duitse jagers en onmiddellijk neergeschoten. Bewoners hoorden het toestel hoog in de lucht naderen, gevolgd door slechts een korte roffel harde schoten en knallen. De Duitse jagers waren in die tijd uitgerust met kanonnen en het afschieten ervan gaf een duidelijk ander geluid dan de vroeger gebruikte mitrailleurs. Het Duitse vuur had kennelijk een verwoestende uitwerking. Volgens een verklaring van een gered bemanningslid raakten al direct de beide vleugels in brand; ook ontstond er vuur in het toestel zelf. Door een tweede voltreffer raakte het in een spin. Reeds in de lucht deed zich een van de grond af duidelijk waargenomen explosie voor en volledig uit elkaar vallend kwam de zware viermotorige bommenwerper in vele, vele stukken naar beneden.  Hij staat geregistreerd als zijnde neergestort om 1.35 uur. De wrakstukken kwamen neer in de Roost, langs de weg Erp-Keldonk, nogal verspreid over de akkers en weilanden zo’n honderd meter links van de weg (komende vanuit de richting Erp) tussen de straatweg en de Dieperskant; enkele delen o.a. een motor in het moerassige terrein nabij het heden ten dage nog, maar toen ook al, aanwezige perceel met bomen, vlakbij de weg.  Huizen of andere gebouwen liepen daarbij echter geen schade op.

Meerdere inwoners van Keldonk en Erp hadden het luchtgevecht en het neerstorten waargenomen en spoedden zich, ondanks de van kracht zijnde avondklok, ook naar de plaats waar het toestel was neergekomen. Zij troffen daar een volledig uit elkaar geslagen vliegtuig aan, in tegenstelling tot andere gevallen was de brand nu niet erg fel. Vuur in het donker is echter bedrieglijk; bewoners van de Dieperskant verkeerden in de veronderstelling dat het vuur ergens in de Erpse straat was ontstaan en met name dat de kerk in brand stond. Het was echter veel korter bij huis.

In de vroege morgen arriveerde al de gebruikelijke Duitse bewaking; ditmaal met opvallend veel erg jonge soldaatjes in de gelederen. Zij werden ingekwartierd in de boerderij van de Rijksduitser Joseph (Job) Tysiak/Lien Joosten, Laren C.114 en bleven daar tot het wrak enkele weken later zoveel mogelijk werd geruimd en afgevoerd. De wrakstukken werden overigens dag en nacht erg nauwgezet bewaakt

In zijn val sleurde de bommenwerper vijf bemanningsleden mee in de dood; twee andere leden konden het toestel nog tijdig verlaten en veilig per parachute aan de grond komen. Zij landden niet ver van de plek waar hun vliegtuig neerkwam en hun vijf kameraden de dood vonden. De lijken van de omgekomenen lagen tussen en in de omgeving van de wrakstukken van hun toestel. Details daarvan zijn echter niet bekend; Duitse archieven zeggen hierover niets. Achter de boerderij van Job Tysiak lag in een weiland – en dit door meerdere inwoners waargenomen –  een parachute en er werd beweerd dat daaronder nog het lijk van een vlieger aanwezig was. Het kan echter ook de parachute van een van de overlevenden zijn geweest.

Soortgelijk bericht

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *