De bemanningsleden die overleefden 1

Zoals in de vorige bijdrage is beschreven sneuvelden vier bemanningsleden van de Lancaster en konden er eveneens vier het vege lijf redden. Deze vier verlieten kort na elkaar het neerstortende toestel en maakten gebruik van hun parachute om veilig te landen. Zij moeten boven Oss en omgeving uit het toestel zijn gekomen, gelet op de plaats waar het luchtgevecht plaats vond en waar het toestel neerstortte. Wellicht zijn zij als gevolg van wind afgedreven naar ons gebied. Drie van hen kwamen neer op grondgebied van de gemeente Erp en een op dat van Boekel. En eveneens drie werden al na korte tijd gearresteerd, terwijl een vierde terecht kwam op een z.g. “pilotenlijn” – een hulporganisatie om neergekomen vliegers te helpen ontsnappen en terug te keren naar hun eenheid in Groot-Brittannië

Deze vier waren de reeds in het vorige stuk genoemde 2e navigator  J.T. Broughton, de boordwerktuigkundige A. Cowe, de boordschutter (staart) H. Waite, en de radiotelegrafist /boordschutter J.W. Wardlaw.   Hoe liep het met hen af ?. Onderstaand hun verhaal.

Sergeant Jack T. BROUGHTON.

Hij was pas op 1 april 1943 bij het squadron gekomen na voltooiing van zijn opleiding bij een trainingseenheid en maakte op die fatale avond van 9 april 1943 op 21-jarige leeftijd zijn eerste operationele vlucht naar vijandelijk gebied. Hij was op deze vlucht aan de vaste bemanning toegevoegd om ervaring op te doen; hij ’vloog’ als het ware ’stage’.

Op de morgen van Passiezondag 11 april 1943 troffen buurtbewoners hem aan nabij de brug over het afleidingskanaaltje aan het einde van de Veerstraat te Boerdonk, vlakbij het huidige restaurant ”t Veerhuis”. Hij droeg nog zijn militair uniform, inclusief zijn zware vliegerslaarzen, hetgeen onmiddellijk duidelijkheid verschafte omtrent zijn herkomst. Het was bovendien communiezondag – vele jonge Boerdonkenaren deden hun Plechtige H. Communie en zodoende was het wat drukker dan normaal. Het nieuws verspreidde zich snel en derhalve trok hij veel bekijks, o.a. van Meester Thijssen, hoofd van de lagere school,  en  Piet van Deurzen.  Harrie v.d. Berg, wonende te Boerdonk, enkele jaren geleden overleden, en toen al amateurfotograaf, slaagde erin om snel een foto van hem te maken, terwijl hij links naast het huis van de fam. Klaas de Groot (”Klaas de metselder” aan de Kanaaldijk) stond. Piet van Deurzen sprak nog heel kort in zijn beste schoolengels met hem en kwam ook nog snel in het bezet van de naam en adres van  de vlieger.  Dit (fotomaken en gesprek) uiteraard tegen alle Duitse regels en voorschriften in; het was ten strengste verboden om contact, welk dan ook, te leggen met neergekomen geallieerde vliegtuigbemanningsleden. De toen gemaakte, inmiddels unieke,  foto bestaat nog steeds en is voor Boerdonk en Erp van historische waarde

Maar als allereerste had de toen 12-jarige Miep v.d. Kerkhof (nu de weduwe de Fost te Beek en Donk) hem gezien; zij woonde met haar ouders en andere familieleden langs het kanaal aan de Bosschedijk (einde Veerstraat links). Zij deed op die zondag ook haar Plechtige Communie en was al om kwart voor zeven op pad naar de kerk te Boerdonk. Het was al licht en Broughton stond tegen de gevel van het Veerhuis geleund en reageerde niet op haar verschijnen. En de jonge Miep had het niet begrepen op die vreemdeling en spoedde zich snel richting kerk. Er is geen woord nog teken gewisseld; pas later op de dag hoorde zij de werkelijkheid.

Teveel mensen hadden hem gezien en bekeken en daardoor was het te risicovol, eigenlijk onmogelijk, geworden hem nog stiekem te doen verdwijnen en te laten onderduiken.

Hij verbleef korte tijd in het huis van de familie de Groot en aldaar werd hij gearresteerd door marechaussee/ politie uit Beek en Donk; gezeten achter op de fiets van een politieagent werd hij nog voor de middag afgevoerd naar het politiebureau te Beek en vandaar verdween hij via de geëigende Duitse lijnen (Eindhoven – Amsterdam alwaar hij, zoals te doen gebruikelijk, werd  ondervraagd) naar Frankfurt en verder de vaste Duitse krijgsgevangenkampen in. Hij verbleef onder nummer 982 in het kamp nr. 357 = Kopernikus; op 2 mei 1945 werd hij door het Britse leger bevrijd en op 9 mei was hij weer in Engeland terug. Gedurende zijn gevangenschap liep zijn diensttijd door en promoveerde hij uiteindelijk nog tot de rang van Warrant-Officer = adjudant-onderofficier.

Op aanraden van zijn vader Dorus zocht Piet van Deurzen na de oorlog contact met ’die Engelse piloot’, zoals hij in Boerdonk voortleefde; Piet had nog steeds dat in april 1943 van hem gekregen adres. Begin januari 1946 reageerde de Brit  met een brief en het contact tussen de twee is steeds in stand gebleven. Broughton  overleed op 17 januari 2000 in de leeftijd van 77 jaar.

Een onderzoek / reconstructie heeft echter nog meer feiten aan het licht gebracht.

Broughton heeft verklaard, dat hij in een bosgebied was geland en aldaar zijn parachute met springharnas had begraven; hij wist niet meer waar. Ook zou hij geen contact met burgers hebben gehad, hij had maar wat rond gezworven. – deze uitlatingen deed hij waarschijnlijk om burgers geen moeilijkheden te bezorgen. Want deze contacten waren er wel degelijk geweest.

Op zaterdag 10 april tegen de avond, het vallen van de schemering, stak hij namelijk het open stuk heideveld/akkerland tussen de gemeentebossen langs de weg Erp-Gemert en de Coxdijk (thans Coxebaan) over en zocht contact met leden van de familie Jan van Deurzen, die een boerderij op toen nr. D.111  bewoonden. (Geen familie van eerder genoemde Piet). Het was een druilerige avond met lichte regenval. Weduwnaar Jan en zijn kinderen gingen net aan tafel. Geen van de gezinsleden sprak Engels, maar de situatie was wel helder – men had te doen met een vliegenier. De man ’stikte’ van de honger, zo wist de onlangs te Erp overleden zoon Toon zich nog goed te herinneren. Hij at snel een heel bord ’petassie’ op en verdween weer. Vader Jan gaf hem nog een regenjas mee ter bescherming tegen de regen. Het speet de familie dat zij geen verdere hulp had kunnen bieden – de taalbarrière was een te grote kloof.
Toon wist zich dat allemaal nog zo goed te herinneren, omdat een kwartiertje na het vertrek van Broughton een pater van de H. Geest uit Gemert passeerde; deze paters gingen in die tijd de Boerdonkse pastoor assisteren met biechten en andere diensten. Jan zocht nog even naar de Brit om hem terug te halen en hem in contact te brengen met de pater, waarvan Jan veronderstelde dat die wél Engels sprak. Echter tevergeefs en met de beschreven noodlottige afloop op zondagmorgen 11 april..

In de herfst van 1945 vond schrijver dezes tezamen met zijn broer en zus in de Hurksebossen bij toeval een nagenoeg vergane parachute en springharnas, verstopt in de bosgrond. Er was maar heel weinig meer van over – alleen kleine stukjes parachute en canvasriemen; de rest was vergaan. Niet vergaan, zelfs niet aangetast, waren de twee verchroomde klemmen waarmede het valscherm aan het harnas werden gehaakt en de koppeling van de harnasriemen, waarmede het harnas snel kon worden losgemaakt en afgedaan. De twee klemmen zijn nog steeds in zijn bezit, al die tijd bewaard, als welhaast een relikwie.

Het is nagenoeg zeker dat dit de door Broughton achtergelaten uitrustingsstukken zijn geweest.

In de volgende bijdrage wordt verhaald hoe het Cowe, Waite en Wardlaw verging.

            Jack BROUGHTON

            Links:   nog in goeden doen – boven linker borstzak zijn Navigator-wing

            Rechts: vóór het huis van Klaas de Groot te Boerdonk

Een van de twee gevonden veerklemmen; hiermede werd de parachute aan het harnas bevestigd.

Aan boord van de bommenwerper droeg het bemanningslid altijd zijn harnas; de klemmen zaten aan de voorzijde met de beugel (l.) hieraan vast bevestigd. De parachute droeg men niet permanent, maar lag immer binnen handbereik. In geval van nood kon de parachute met een enkele beweging via de verende klem aan het harnas worden vastgemaakt.

Soortgelijk bericht

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *