Zaterdagmorgen 11 mei 1940 – De kanaal- en rivierovergangen.
De legerleiding had plannen ontwikkeld om te kunnen optreden tegen de Duitse invallers, nadat deze de Peel-Raamstelling zouden hebben doorbroken. Niet direct gericht op het tegenhouden van de vijand, maar op vertraging van diens opmars. Volgend op het terugtrekken van onze troepen uit de Peel moesten de op meerdere plaatsen reeds klaarliggende wegversperringen worden aangebracht en maatregelen worden getroffen tegen de bruggen over de Aa en de Zuid-Willemsvaart. Er moest verhinderd worden, dat deze overgangen in een nog functionerende staat in handen van het oprukkende Duitse leger zouden vallen en dat dan voor hem een onbelemmerde overgang over deze waterlopen mogelijk zou zijn. In de bijdragen nr. 14 en 15 is hierover reeds geschreven.
Het vernietigen van de bruggen was opgedragen aan secties Pioniers van de Genietroepen onder leiding van een onderofficier van de Politietroepen. Zij traden in deze streek op van Den Bosch tot Weert. Het is niet meer na te gaan of de bruggen onder Erp en Keldonk door dezelfde groep zijn opgeblazen. Aan de op te blazen bruggen waren reeds voorbereidende voorzieningen getroffen; alleen de ontstekingen en het vuurkoord/slagkoord dienden nog te worden aangebracht, hetgeen in een korte tijd kon geschieden.
De eerste brug, die werd aangepakt, was de Aa-brug in de kom van Erp; rond 2.30 uur in de morgen van 11 mei sprong de brug. Met een donderende knal brak de stalen constructie van de brug, welke was voorzien van een houten wegdek, in twee delen en zakte vanuit het midden in de Aa. Het geluid van de ontploffing galmde over Erp en was tot ver in de omtrek te horen. Even van te voren was er op het gemeentehuis een telefonische melding binnengekomen. Onder leiding van de burgemeester was daar op dat moment een soort wachtploeg werkzaam. Enkele bewoners van huizen in de omgeving van de brug konden in allerijl nog gewaarschuwd worden. De ontploffing veroorzaakte nogal wat schade aan de huizen in de omgeving, zoals aan ruiten, deuren, dakpannen. Met het springen van de brug werd ook de pas aangelegde hoofdkabel van de PNEM-elektriciteitsvoorziening en welke verwerkt was in de brugconstructie, vernietigd. Een deel van Erp en Keldonk zat plotseling zonder stroom. Om ongeveer 6 uur in de morgen ging de brug over de Aa onder Cox de lucht in en ook hier liet men de brug in het midden breken en in de rivierzakken. En ook hierbij ontstond schade aan de in de nabijheid liggende boerderijen en café-woonhuis.
Tussen 8.30 en 9.00 uur was het de beurt van de twee bruggen over de Zuid-Willemsvaart onder Keldonk. Bij de beide bruggen werd het brugdek weggeslagen en zakten de staanders van de balans schuin weg. Het kanaal oversteken was via deze bruggen toen niet meer mogelijk.
De sluisdeuren van sluis 5 liet men intact, hoewel men later toch sporen van ontploffingen dan wel brand aantrof. Ook bij deze brugontploffingen ontstond er schade aan de in de directe omgeving gebouwd zijnde brugwachterwoningen. Onmiddellijk ontstonden er problemen voor de bevolking, nu de doorgangen verbroken waren. In Erp had men voor voetgangers en fietsers nog de beschikking over een kleine plankbrug- de vonder- in de Wasaa, schuin achter het huidige sportpark. Een zelfde overgang was er op de weg naar Keldonk binnendoor over Hackerom. In Keldonk kon men alleen via de sluisdeuren van sluis 5, en dat alleen te voet, nog aan de overkant van het kanaal komen. Direct na de eerste oorlogsdagen werden er echter al noodvoorzieningen getroffen.
Een verhaal apart vormt de veerpont onder Boerdonk, die eveneens ten offer viel. Als veerman trad op Pietje Beekmans, die eveneens het café tegenover de aanlegplaats van de pont beheerde, het huidige “Veerhuis”. Omdat de brug over het kanaal in Donk al was gesprongen konden onderdelen van het 27 Regiment Infanterie (27 R.I.) van het vak Bakel daar niet meer naar de overkant. Zij moesten het kanaalstuk van Donk tot voorbij de veerpont verdedigen (zie bijdrage 23). Een deel van deze troepen bereikte de overkant via de brug bij sluis 5 te Keldonk en ging via de landwegen achter het kanaal naar hun sector. Een ander deel werd door Pietje Beekmans met zijn veerpont overgezet. Hieronder vele manschappen met hun voertuigen, wapens en verdere uitrusting en zelfs enkele kleine stukken geschut. Hij was daar een groot deel van de vroege morgen en voormiddag mee bezig geweest. Nadat de militairen waren overgezet kreeg Pietje van een kapitein van het Nederlandse leger opdracht om zijn pont tot zinken te brengen, zodat deze niet meer door de Duitsers te gebruiken zou zijn. Hij zag daartoe echter geen kans. Het Nederlandse leger schoot hem daarbij letterlijk en figuurlijk te hulp. De pont werd losgemaakt en toen deze zich midden in de Zuid-Willemsvaart bevond beschoten met mitrailleurs, echter met onvoldoende resultaat. Een in de nabijheid opgesteld anti-tankkanonnetje werd te hulp gehaald en met enkele gerichte schoten werden grote gaten in de stalen pont geschoten, die toen zonk.
In een later stadium zal nog worden teruggekomen op de schaden door het springen van de bruggen ontstaan aan woningen, de veerpont enz..