De nacht van 10 op 11 mei 1940, nr. 1.
Na reeds gedurende de eerste oorlogsdag -de namiddag van vrijdag 10 mei – geplaatst te zijn tegenover de harde feiten van een oorlog, n.l. de vluchtende bevolking/evacuatie uit Boekel en Venhorst, volgde voor Erp in de nacht van 10 op 11 mei de tweede confrontatie. Ditmaal was het de terugtocht van legeronderdelen; de bataljons uit de Peel-Raamstelling naar nieuwe verdedigingsopstellingen achter de Zuid-Willemsvaart. In enkele gevallen bewoog dit terugtrekken zich op het randje van een vlucht. In de volgende regels lezen we wat geschiedde.
Vroeg in de morgen van vrijdag 10 mei was een Duitse pantsertrein, gevolgd door een troepentrein (met een volledig bataljon) bij Gennip over de Maas gekomen, bij Mill door de Peel-Raamstelling gereden en bij Zeeland (’t Oventje) gestopt. Onmiddellijk waren de Duitsers overgegaan tot het in de rug aanvallen van de Nederlandse stellingen. Reeds op dat moment liep de Peellinie groot gevaar om verloren te gaan. Toen in de namiddag ook nog twee Duitse infanteriedivisies vanuit Gennip-Haps de linie aan de andere kant van Mill aanvielen was het duidelijk, althans voor het hoofdkwartier van de Peeldivisie, dat de stelling niet lang meer te houden was. De aangevallen sectoren behoorden tot het Vak Schayk en slechts een klein gedeelte van de troepen, behorende tot het Vak Erp, werd zijdelings bij de gevechten betrokken. In het Vak Erp, vanaf de harde weg Volkel-Mill rechts naar Elsendorp en De Rips, bleef het rustig en was er geen contact met Duitse grondtroepen; alleen ontstonden er enkele kleine schotenwisselingen met op verkenning zijnde Duitse vliegtuigen.
In de vooravond van 10 mei nam de Commandant van de Peeldivisie het besluit de Peel-Raamstelling op te geven, deze te ontruimen en de troepen te laten terugtrekken achter de Zuid-Willemsvaart (van Den Bosch tot Weert). Aldaar moest in allerijl een nieuwe verdedigingsopstelling worden aangelegd en zolang mogelijk in stand gehouden.
Het tijdstip van terugtrekken was gesteld op 24.00 uur – middernacht dus en de nieuwe stellingen moesten uiterlijk op zaterdagmorgen 11 mei om 8.00 uur zijn betrokken. Achter het kanaal moest nog van alles geregeld worden, opstellingen gegraven, plaatsen voor het geschut aangewezen enz.; er was zelfs nog niet één schuttersput. Om ong. 21.00 uur ontving de Commandant Vak Erp in zijn bunker op het Looieind het terugtrekkingsbevel, dat onmiddellijk aan de bataljonscommandant in de Peel werd doorgegeven. De kanaalsector, die door de ‘Erpse’ troepen verdedigd moest worden, liep vanaf kilometerpaal 96 – ongeveer 200 meter voorbij het veerpont te Boerdonk richting Keldonk – tot kilometerpaal 108 – tegenover Laverdonk onder Dinther. Vanaf Donk tot voorbij het veerpont zouden de posities worden ingenomen door troepen van het Vak Bakel (27-R.I.).
Onder achterlating van veel militair materieel o.a. munitie, verbindingsmateriaal, zwaardere wapens en persoonlijke uitrustingsstukken werd de terugtocht aanvaard. Soms stond rijdend materiaal als een enkele bus of paard en wagen ter beschikking, maar in de meeste gevallen moest de tocht te voet worden afgelegd. Enkele keren werden de terugtrekkende onderdelen belaagd door Duitse verkenningsvliegtuigen, die lichtkogels uitzetten en trachtten zicht te krijgen op hetgeen onder hen geschiedde. Onder de terugtrekkende troepen bevonden zich ook enkele Erpenaren. Hoe de terugtocht per onderdeel plaats vond lezen we in de volgende bijdrage (nr. 23).