Zoals reeds eerder beschreven in de bijdragen 4 en 5 werd in de jaren 1938-1940 tussen Grave en Budel een verdedigingslinie aangelegd, de Peel-Raamstelling geheten. Onderdeel hiervan was het z.g. “defensiekanaal” vanaf het riviertje Raam bij Grave tot Griendtsveen. In het geval van een aanval op deze stelling zou de in de omgeving hiervan wonende burgerbevolking in direct gevaar geraken en aan oorlogsgeweld worden blootgesteld.

Om dit te voorkomen hadden de burgerlijke en militaire overheden reeds in een vroeg stadium besloten om, zodra er een acuut oorlogsgevaar dreigde, over te gaan tot evacuatie van de meest bedreigde gebieden; een uitvoerig organisatieplan was opgesteld. Dergelijke plannen bestonden overigens ook voor de andere Nederlandse verdedigingslinies, zoals voor de Grebbeberg-gemeenten, de plaatsen aan de IJssellinie en het gebied tussen Maas en Waal. De totale regeling was vastgelegd in het “Voorschrift Afvoer Burgerbevolking”, vastgesteld bij beschikking van de Minister van Oorlog dd. 29-8-1939. Voor het gebied van de Peel-Raam-stelling, waar het vak Erp militair een onderdeel van uitmaakte, hield dit in de verplaatsing van in totaal ong. 30.000 personen uit de plaatsen Grave, Escharen, Velp, Herpen, Reek, Mill, Zeeland, Boekel, Gemert, Bakel en Milheeze, Meijel en Weert; in een later stadium nog aangevuld met 2.000 mensen uit Nederweert. Oorspronkelijk zouden deze te evacueren personen worden ondergebracht in Oostelijk Zeeuws-Vlaanderen; de evacuatie zou geschieden per spoor via Roosendaal naar het uitlaadstation Vlissingen en dan per veerdienst over de Westerschelde naar Terheuzen en ‘Walsoorden om van hieruit naar de opvangplaatsen te gaan. Uiteraard een omvangrijke operatie, in handen gelegd van de z.g. Etappen-en Verkeersdienst in samenspraak met de betrokken burgemeesters/plaatselijke autoriteiten.

Tegen het plan rezen al snel bezwaren o.a. een te groot aantal Katholieken (in totaal ong. 42.000) gehuisvest in een aantal overwegend Protestantse gemeenten in Zeeuws-Vlaanderen riep bedenkingen op, terwijl de te evacueren mensen zelf liever in de eigen streek ondergebracht wilden worden – zo dicht mogelijk bij de eigen plaats. Natuurlijk de zorg om de achter te laten eigendommen en in vele gevallen de veestapel.

Pas op 8-4-1940 kwam hiervoor de goedkeuring van de Opperbevelhebber van de Land- en Zeemacht; de uitvoering van het nieuwe plan werd overgelaten aan het plaatselijk Militair-Gezag en de betrokken burgemeesters.

Voor het gehele gebied van de Peel-Raam-stelling werd nu een uitwijkplan opgesteld; wat voor consequenties dat had voor enkele gemeenten uit onze omgeving (Zeeland, Boekel en Gemert) is te zien op het onderstaande staatje. Een deel van de in Boekel te evacueren bevolking – wonende in het gebied richting defensiekanaal/thans Midden-Peelweg, o.a. uit de gehuchten het Rietven, noordkant Venhorst – moest in Boekel zelf worden opgevangen; een ander deel, ongeveer tweehonderd personen omvattende, moest naar Erp. In Erp werden daarvoor onderbrengingadressen gezocht en aangewezen. Meerdere te evacueren personen  bereidden al van te voren zelf een verblijf voor bij familie of kennissen in Boekel of Erp. Gedurende de oorlogsdagen in mei 1940 kwamen inderdaad meerdere Boekelse gezinnen naar Erp en vonden voor een korte tijd onderdak op de Bolst, in het Hurkske en te Keldonk; hierover 1ater meer.

Soortgelijk bericht

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *